n volksgodsdienst werd. Wanneer verheven denkbeelden zich in ruimer kring verbreiden en daar in aanraking komen met allerlei bekrompene, oud-inge
Parzisme vreemd: men kon niet anders, dan ze met een Zarathustrischen ijk voorzien, in het nieuwe geloof opnemen. Anders kon de nieuwe godsdienst niet komen tot het hart des volks. Het Christendom heeft immers niet anders gedaan? Aldus was de ontwikkeling, of wilt ge, verbastering, der oorspronkelijke leer. We willen h
eds leerden kennen, als hem ter zijde staande,9 meer als personen opgevat, dan vroeger het geval was. De meesten hunner gelden thans als een soort aartsengelen, die met Ahura Mazda te z
leermeester. Zij lezen in elkaars binnenste en peinzen allen over weldenken, welspreken en weldoen en over Garō demāna: den hemel. M.a.w. men erkent de éénheid in de veelheid, zij zijn openbaringen van de hooge wijsheid
zens en den mensch,11 komt thans in hooge eere. Hij wordt voorgesteld, niet slechts als een hemelsch priester, maar ook als een heilsprofeet, die de wet van Mazda over de aarde verbreidt en die zorgt, dat de onsterfelijke weldoeners, de Amesa-spenta's, hun
kan hem weerstaan, niemand hunner vreest hij, doch allen sidderen voor zijn macht. Veilig kunnen rusten
ksgeloof den waakzamen haan
en bepaald gebed tot Rasnu, de rechtvaardigste rechtvaardigheid, waarin deze wordt voorgesteld als wonende in alle deelen van het heelal, van de zeven werelddeelen af tot in het ongeschapen li
hervorming in Perzi? vereerd-wordt thans hoo
en dageraad, wordt gebracht, om aldus den menschen het gezicht te geven en straks naar den Allerhoogste weder te keeren, neen, 't is nu vooral ook het goddelijk licht, dat den menschelijken geest verheldert, zoodat
de toekomst de vernieuwing der wereld tot stand zal brengen. Hvarena is dus, wat wij zouden noemen: de hoogere verlichting. Wij merken hier tevens op, dat door deze leer van het hvarena op eigenaardige wijze uitgesproken wordt, wat wij verstaan onder de
haar in de diepte der mythische zee. Ook deze Atar-de god van het huiselijk vuur, het haardvuur-werd veel gediend. Hij, die het morgen- en middagmaal voor de vromen kookt, maakt op hun offeranden aanspraak. Hij vraagt voedsel bij elk der drie nachtwaken: hout, baresmatwijgen en granaattwijgen: zij maken het reine vuur welrieke
arde vloeien, met duizend meren en duizend kanalen, waarvan een reeds genoeg zou zijn om de gansche aarde te overstroomen. In elk dier kanalen heeft zij een schoon paleis met e
mannen en de baarmoeder der vrouwen, bevordert de goede geboorten, reinigt de melk en bewerkt alzoo de vermeerdering der kudden en van alle rijkdommen. Afgeschilderd wordt zij a
r het Parzisme verre van hare vereering wist te houden. Zoo zien wij hoe het Parzisme, waar het op het volk beslag ging leggen, oude, m
doch later opgenomen en in het nieuwe stelsel ingevoegd. Daarbij worden dan echter zon en maan eenigszins gedegradeerd: zelfstandige machten kunnen zij natuurlijk
, aan de Amesa-spenta's en zijn eigen ziel en hij verheugt alle yazata's:15 want indien de zon, die macht de
erzen vijandige machten. Doch wel de vaste sterren: die deze bestrijden. En onder
an den eersten mensch, groot, sterk en helder van oogen, daarna als een stier met gouden horens, eindelijk als een wit paard met gele ooren en een gouden voorhoofd. In die laatste gestalte strijdt hij tegen den daēv
evrijdt. In drie jaargetijden voert hij heerschappij: in de lente is hij een krachtig jongeling, in den
uitblijven van den regen toeschrijven aan het verzuim om den machtigen Tistrya vereering te brengen? Zoo wordt dan ook in het Avesta op zij
aan Mazda ondergeschikt gemaakt en eene eigenaardige kleur aan zi
oogen, is dat men de jonge meisjes lang ongehuwd laat of tot den ongehuwden staat veroordeelt. Het moest immers geen moeite kosten den dienst van zulk eene godin te doen herleven in een godsdienst, die wars van ascese en ongehuwden staat, het eerbaar huiselijk, gezeten leven op prijs stelt? Onder de goden, in het Zarathustrisch sys
wien tot loon voor die vereering zulke groote zonen werden geschonken. Ook de vader van den profeet noemt hij onder zijn vereerders: hem werd de groote Zarathustra geboren. Dan verklaart deze zich bereid de voorvaderen te volgen en zingt een loflied, Haoma ter eere. In de voorstelling van deze godheid is veel onzekers; nu eens is hij de onsterfelijkheidsplant zelve, die het Haomasap levert, dan
aarde verbreid, haar wonderkracht geeft een zalige
Met zijn knots gewapend-want hij is een krijgsgod-gaat hij rond om alles op te merken, wat er op aarde voorvalt. Met gestrengheid bestrijdt hij de leugen; een ever met ijzeren klauwen en tanden gaat hem vooraf, de vijanden vernietigend. Zijn toorn
f koning, ieder huis en dorp heeft zijn beschermgeest. Doch ook zijn er myriaden van Fravasi's, die de wacht houden over het gesternte, vooral over den grooten beer, die als hoofd der noordelijke sterren het dichtst bij de woningen der daēva's staat. Wederom anderen waken over het zaad van Zarathustra, dat volgens de Pa
egenover echter staat een gansche wereld van booze geesten, met Anrō mainyu aan het hoofd. Deze staat geenszins met Mazda op ééne lijn, al is hij een machtig wederpartijder. Alwetend is hij noch almachtig. Mazda zelf kende hij niet, voor hij, bij
. Hij weet niet, hoe dezen profeet te dooden. Later beproeft hij het, als de profeet tot rijperen leeftijd gekomen, zijn goddelijke roeping wil gaan vervullen. Hij zendt een boozen geest op hem af, doch deze vindt hem bezig het heilig gebed, het Ahuna vairya, aan te heffen en de Mazdayasnische geloofsbelijdenis op te zeggen. Daartegenover vermag de booze geest niets en teleurgest
de landen, door hem voor zijn aanbidders bestemd onbewoonbaar te maken, vermag hij niet; al wat hij kan, is ze door zijn tegenscheppingen een
pijniger, Indra, Sauru (= ?arva-?iva) enz., de beide laatste, zoo men ziet Indische goden. Eveneens helpen hem de Pairika's, de schoone jonkvrouwen van het verboden genot. Een van haar poogt met haar bedwelmend sluimerlied de geheele wereld weer te doen inslapen, zoodra de heilige vogel van Sraosa, Parōdars, de haan, de wereld heeft wakker gemaakt. Ook heeft men een pairika, die de genius der afgoderij zou kunnen heeten. Verder de druja's, die de menschen tot vleesche
kringen) verdeeld. De middelste daarvan is de door de menschheid bewoonde aarde, zij is tevens de schitterendste. Men weet, dat ook de Indi?rs en de oude Babyloni?rs zulk een in zeven deelen verdeelde aarde kennen, de Indi?rs spreken van de zeven dvipa's. Wat de voorstelling omtrent het heelal betreft, de oude Perzen kenden twee wereldoceanen: den een in de diepte, Puita,
nuttig vee te doen groeien. Somtijds zet zich op dien boom de arend Saēna neer, die, als hij zich neerzet, duizend takken doet afvallen, welke weer aangroeien, zoodra hij wegvliegt. Ook kennen de oude Perzen een hemelschen berg, een godenberg met twee spitsen
n Asa, als eeuwig gedacht. Waarom? Omdat zij boven Mazda zouden staan? Neen, maar omdat Mazda van eeuwigheid is en dus ook zijn rijk, zijn geestelijke wereldorde, zijn lichtsfeer van eeuwi
en der oude Perzen hebben eenige overeenko
hebben gewijd. Wat de volgorde betreft, zij is deze: eerst brengt Mazda een hemelsche schepping tot stand door19 het uitsp
doch ten slotte ook de vijandige geest met diens rijk, dat op den duur tegen het zijne niets vermag en welks bestrijding de taak van den vrome is. Zoowel door la
leven. Bij den dood toch wordt des menschen lot beslist. Voor de slechten volgt de diepste
strijden de ellendige daēva's om zijn bezit: drie nachten lang. Aan het eind van den derden na
leeper). Doch de andere zielen gaan op het goede pad. Bij de brug ?invat k
de honden, die de dooden geleiden. Zij voert de zielen over de brug ?invat
t: ?Hoe zijt gij hier tot ons gekomen van de
scheermes voor de slechten, zoodat deze er afvallen. Hier wordt zij nog uitsluitend: als een brug der goden, door de vro
e toekomst der aarde en die der op haar wonende menschheid? Een oude voorstelling is deze: Aan het einde van de twa
den vereenigd en de levenden gaan tot de onsterfelijkheid in, de wereld wordt herschapen naar den wil van Mazda in de ordeningen van A
. Deze drie Messiassen, waarvan de laatste de grootste, de eigenlijke wereldvernieuwer is, worden geboren uit het zaad van den grooten profeet Zarathustra, sinds eeuwen bewaard in het meer Kasaya,
de hemellingen deel aan den strijd. Asa beslist den slag door de Drukhs: de moeder van alle kwaad, de duistere bij uitnemendheid, te dooden. Wel valt Akem manō, de booze gezindheid, nog aan, doch Vohumanō verslaat hem, de waarheid overwint de leugen en Haurvatāt en Ameretāt maken aan honger en dorst voor immer een eind
s bondgenooten in den goeden strijd; welke hun tegenstand
onzen blik te vestigen. Achtereenvolgens bespreken wij d
ij werden meest atharvans, vuurpriesters genoemd en hunne voornaamste werkzaamheden waren: het brengen van offers, vooral van
priesterschap en eeredienst uitvoerig in te gaan. Een enkele o
e handeling eerst van het haoma drinken, als de daarbij behoorende afdeeling uit de heilige boeken geheel was opgezegd. Alles wat bij dit offer te pas kwam, had betrekking op het levensonderhoud, zooals: het wijwater, de melk, het vleesch, de granaatvrucht, de offerkoekjes. Den offeraar geeft het genot van den onsterfelijkheidsdrank deel aan het hemelsche leven, doch ook heeft h
en haard, doch heilig bovenal het zoogenaamde Bahrām vuur: het hemelsche vuur onder de menschen, dat door hout en reukwerk zorgvuldig werd onderhouden en dat men slechts naderen mocht, als men met den heiligen gordel was bekleed. Geen adem mocht het verontreinigen, het te blusschen was doodzonde. Onderhouden moest het worden door allen, in de eerste nachtwaak door den huisheer, in de tweede door den veldarbe
ndacht getrokken der buiten het Parzisme staanden: vandaa
n den godsdienst binnen, en zoo had ook het offeren-'t zelfde had trouwens in Indi? plaats22-minder ten doel in de nabijheid der hemelwezens te komen e
en daartoe aanleiding gegeven, met hen kwa
en: wij willen ten slotte en dit is voor ons niet het minder belangrijke
r wordt groote kracht toegekend: zij neemt de zonden weg, doch niet door vergeving maar door bestrijding, zi
arathustrische godsdienst teve
azda gewijd, gezeten leven van den landbouwer
in is van Mazda, zoo is de woeste
die een man verlangt en, met den geliefde vereenigd, een zoon baart. Zoo ook geeft de aarde overvloed, aan wien haar vlij
aar de vrome zijn huis en erf heeft met het heilige vuur, waar hij het meeste koren, voeder en
lijken zijn of holen van aan Anrō mainyu toebehoorende dieren, zooals slangen, enz. Lijken op
nen te telen." Daarmee komt overeen wat het Zend-Avesta voorschrijft, dat men vóór den bijslaap een gebed doe. Zoo stond men lijnrecht tegenover de ascese. Ook vrijwillige armoede, bedelend rondzwerven en zelfkastijding worden veroordeeld. ?Bij ons", zoo heet het
eerlijkheid, trouw en waarheid, terwijl ook de kuischheid in hooge eere stond. Ook mededeelzaamheid wordt als plicht gesteld: de ste
iet afdoet een dief is, die roof pleegt aan zijn schuldeischer. Ook wordt aangedrongen op
vader is, men ziet dat op dit punt de Perzen ons vooruit waren, verplicht de ongehuwde moeder te onderhouden en voor h
zijn deze bloedschendige verbintenissen wèl door de Magi?rs aangeprezen, doch in het Avesta vinden wij
menten van Mazda. Vandaar dat de oude Perzen hun dooden niet verbrandden, dat zou het vuur verontreinigen, noch hen begroeven, dat zou de aarde ontheiligen, maar ze neerlegden op een soort torens23,
chter nog grooter kwaad; wie dàt iemand ziet doen,
bezaaid worden, voordat het is gereinigd. Een begraven lijk moet althans binnen 't
en van Boeddha. Terwijl toch dezen het leven in alle schepselen heilig achten, is het hier plicht
dieren, die den mensch tot spijze dienden en bij de offers aan sommige
ig zijn boven alles de koe en de hond. Zoo ook de egel en de otter; den laatste hield men voor een soort hond. Ook de kat en de uil, de vogel van V
uizen, mieren, padden, kikvorsc
els vooral dat van een priester waren ten zeerste onrein. Zooveel mogelijk moest men zich daarvoor wachten. Verontreiniging was echter, bij de lijkbezorging, niet steeds te vermijden. Water, aarde, doch voor
sch, doch om al het ritueele we
elijke wereld voor ieder de reiniging van deze zijn eigen persoonlijkheid
eng. Slechts op groote onreinheden, grove ontucht en ketterij stond de doodstraf, overigens waren
: de verbanning uit der menschen gedachtenis, waarbij men dus werd dood verklaard. De allerzwaarste die: waarbij men van de godsdienstige gemeenschap werd ui
godsdienst eigenlijk geldig geweest? Daarover is onder de geleerden veel verschil, waarop wij hier niet kunnen ingaan. We volstaan met als ons gevoelen mee te deelen dat de Zarathustrische godsdienst, nagenoeg zooals wij dien uit het jongere Avesta leerden kennen, de heerschende godsdienst is geweest onder Cyrus (558–529 v. C.) en zijne opvolgers, de zoogenaamde Achaemeniden. Aan hun rijk maakte Alexander de Groote (336–323) een einde e
, de zoogenaamde Parsi's, welke laatsten zelfs trachten hun ouden godsdienst in diens oorspronkelijke zuiverheid te herstellen. Naar het mij voorkomt is