img De wijzen van het Oosten  /  Chapter 6 De geleerden" tegenover Tao sme en Boeddhisme. | 18.75%
Download App
Reading History

Chapter 6 De geleerden" tegenover Tao sme en Boeddhisme.

Word Count: 4108    |    Released on: 06/12/2017

argumenten door de ?geleerden", de aanhangers van Confucius en Mencius, herhaald, evenals door hun tegenstanders. Terwijl het Boeddhisme aan het Confucianisme

ugtrekken en de daarmee samenhangende verwaarloozi

het karakter eener vervolging aannam, doch dat deze vervolgingen nooit dat bloedig karakter droegen, waarvan

de orthodoxe leer niet gebracht en ook niet door haar verlangd. Bovendien duurde het niet lang of het Confucianisme begon teg

ten slotte zelfs de werken van de voornaamste voorstanders van Confucius, zoo vol waren van Boeddhistische opv

n een reliquie van Boeddha in het keizerlijk paleis en vraagt, wat de keizer met het oude, halfvergane gebeente moet aanvangen. Hij sluit zijn pleitrede hiermede, dat hij het bestaan van de godheid van het Boeddhisme loochent en deze oproept om, als bewijs dat zij werkelijk bestaat, hem, haren tegenstander te vernietigen. Dezelfde uitdaging als van Bradlaugh, den bekenden Enge

ct," die weliswaar niet oud is, (uit het begin der 18e eeuw), maar ons een du

ar is Boeddha? Wat is Boeddha? Boeddha is het hart. Wat is nadenken over de boeken van Boeddha? Ieder uur en ieder oogenblik denken aan de leiding van zijn hart. Is het goed, zoo is het Boeddha. Daarom heet ook het eerste boek hunner secte: ?De weg des harten". De hoofdsom van wat deze weg des harten leert is, dat het hart recht moet zijn, niet krom, waar, niet huichelachtig, sterk, niet droomerig. Nijd, toorn en begeerten, deze drie

en wie weet wat voor verborgenheden nog meer mede bereiden willen. Alles komt echter neer op de versterking van de (dierlijke) levenskracht: een paar jaar het leven verlengen d

og wat anders. Dat zich terugtrekken in de eenzaamheid, waar noch menschen zijn noch de rook van menschelijke woningen is, dat met gekruiste beenen in diep stilzwijgen neerzitten, wat is het anders, dan de wederkeerige verplichtingen des levens met den wortel uittrekken en verwoesten? Verre zij het van ons te denken, dat zij Boeddha niet gelijk zouden kunnen worden of den rang der onsterfelijken bereiken, doch: als zij dat kunnen, wie heeft sommigen ten hemel

jegens de goden te zijn; zij noemen dat: zaaien op den akker der zegeningen! Zij zeggen: ?Geef altijd en gij zult altijd hebben." En, opdat het volk hen gelooven moge, voegen zij er bij: ?Veracht de priesters, bespot Boeddha, bespot de geboden, weiger vereering aan de goden, geef geen aalmoezen èn-gij kunt zeker zijn van in de hel te worden geslingerd. De dondersteen zal u treffen, de bliksem u verteren!" Alle soorten van sprookjes en geschiedenissen vertellen zij om het volk bang te maken, opdat het geloove, zich onderwerpe en betale. Eerst weten zij nog alleen maar den li

rok hij zich uit de wereld terug en vluchtte geheel alleen op den top der besneeuwde bergen om zich aan de deugd te wijden. Wanneer hij voor zijn eigen vader, zijn moeder

n- en monnikenkloosters, de tempels en kerkelijke gebouwen, die gij voor hem opricht? En indien er werkelijk (zooals de Tao?sten leeren) een hoogste God in den hemel leeft, z

ls om te bidden en te wierooken, maar laat ook uw vrouwen en dochters toe ditzelfde te doen. Met heur haar vol pommade en met geblankette aangezichten, in roode kleeren met groene oplegsels trekken zij uit om wierook in de tempels te branden en dringen zich met Boeddhi

ch inbeeldend dat, wanneer zij eenmaal hun huis hebben verlaten en zich aan de voeten van grootvader Boeddha hebben neergezet, daardoor zeker hun leven zal worden verlengd. Kan men dan, zoo

edere schrede zullen zij zich neerwerpen, totdat zij op den top van den berg komen, vanwaar zij zich dan naar beneden storten. Indien zij daarbij het leven al niet inschieten, armen en beenen breken zij er toch bij. Zij zelf zeggen: ?Ons eigen leven prijs te geven om dat onz

rig verlangen, dat gij hem met uw goudpapier en uwe geschenken zoudt bewegen om u te beschermen? En als gij hem geen goudpapier verbrandt en geen gaven op zijn altaar legt zal Boeddha op u toornig zijn en zijne straffen u toezenden! Dan is immers uw god Boeddha een onwaardige! Neemt nu eens uw districtsrechter. Al zoudt gij hem ook nooit hoffelijkheden bewijzen en vleien, toch

ander opzicht de wet hebt overtreden en in de rechtszaal verschijnen moet, om uw straf te vernemen, meent gij dan,

looft, dat het voorlezen der boeken de ellende verdrijft, geluk aanbrengt en het leven verlengt. Maar stel nu eens, dat gij u tevreden stelt met de verschillende gedeelten van dit ?heilig edic

eeft zich, sedert de Sang-dynastie, in de school van Chu hi, een sterke neiging tot Boeddhistische en Tao?stische bespiegelingen vertoond. In het bizonder wat betreft vragen over de kosmogonie, het ontstaan der wereld. Terwijl de geleerden zich met bespiegelingen over

eelingen voorschriften behelst over de wijze, waarop het volk door de volkomenheid van den vorst en de daaruit voortvloeiende voortreffelijkheid der regeering gelukkig en tevreden kan worden. Dit geschrift werd blijkbaar tegen het einde der 12e eeuw door den keizer Wu aan den graaf van Ki meege

vier (Ho) bracht het plan voort en de rivier Loh de rol. In de ?gesprekken" zegt Confucius: de rivier bre

de geschiedenis: Een draak (een gevleugeld paard) steeg op uit de wateren der gele rivier. Hij vertoonde op zijn rug een rangschikking van zinnebeelden, waaruit de (fabel) keizer Fu hi het systeem van Pa kwa (acht maal drie lette

Hwei Tsung (1106–1125) beproefd om die zinnebeelden in beeld te brengen en uit hen de grondslag eener diepzinnige of kinderachtige (het oordeel hierover is verschillend) philosophie der getallen af te leiden. Eerst onder Sun

en korten tijd voor den val van den laatsten keizer uit de dynastie Ming richtte een aantal van beroemde geleerden aan dezen het verzoek om de oudere teksten en com

echter niet tot uitvoering komen, maar het telt nog talrijke aanhangers onder de Chineesche letterkundigen, al vindt het ook in den nieuwer

arste is, de vreemde overheersching minder drukkend wilde doen schijnen. Zij heeft echter ook meer dan eene der vroegere regeeringen het Confucianisme voor haar doeleinden gebruikt en zijne leeringen voor staatsdoelei

ng, ?dat de zedelijkheid sedert eenigen tijd dagelijks was afgenomen en de harten der menschen niet meer dezelfde waren als vroeger." Als vader zijns volks wilde hij in weinige stellingen de grondregelen aangeven

zooverre geschiedt, dat een der afdeelingen wordt voorgelezen, verklaard en uitgelegd. Behalve de beambten, die

ooteren kring van toehoorders bijeen te brengen; zoo voor eenige

ie het doel, dat men door de opvolging van het geschrift bereikt: een in China zeer gebruikelijke verbinding

geheeten. Deze wordt als een waar meesterstuk beschouwd, omdat zij zoo begrijpelijk is en door het invlechten van historische voorbeelden, aanhalingen en spreekwoorden zoowel leerzaam als onderhoudend mag heeten. De straks aangehaalde pleitrede tegen Boeddha en Tao26 is hier weggelaten. Overigens

en Chineesch photographisch instituut gepubliceerd en in

le opmerking makend, de verschille

hten in acht, opdat de wederkeerige betrekki

t gij de voordeelen van een goe

uw naburen, opdat gij rechts

kweeken van moerbeiboomen28 om vold

om onnuttige uitg

hap in eere, opdat gij de leer

leringen,29 om de w

om de onwetenden en hard

en toegevend om de

lijke bezigheden, opdat de wil

d, opdat zij verhinder

digingen achterwege, opdat de

ie het vaandel verlaten) bij zich op te

n, opdat gij niet dikwijls

n honderdtallen, om roof e

leven in achting blijve (opdat er bij den stri

t, is, indien men allerlei bluf en versiering, alsmede de later eerst opgekomen speculaties van Boeddhisme en Tao?sme er buiten rekent, nog altijd de grond

ouden staatsgodsdienst ontwikkelden en die in de hoogste, zoowel als in de laagste kringen hunnen invloed doen gelden: ja, offi

de volken heeft China het te danken gehad, dat zijn philosophie tegenover deze volken een zelfde

steeds grootere afsluiting van andere geestelijke stroomingen en de daaruit voortvloeiende zelfoverschatting, waaruit zich dan de levenlooze onbewegelijkheid ontw

, men mag niet vergeten, dat zij China voor vele droevige verschijnselen, d

eggen, dat ook in China de praktijk soms niet beantwoordde aan de theorie, wij vragen, waar dat geheel het geval is en merken op, dat de philosophie van Confucius heef

lles afbrekend en vergiftigend pessimisme en cynisme ontaardt, zich in zijn zwartgallige, onpraktische bespi

op de denk- en handelwijze van het geheele Chineesche volk en deze zeker ook in de toekomst zullen uito

it gebied wat dieper dan de oppervlakte te gaan, een kort overzi

img

Contents

Chapter 1 Inleiding. Chapter 2 Confucius, zijn leven en leer. Chapter 3 Mencius. Chapter 4 Lao tsze. Chapter 5 Chwang tsze, Lieh tsze, Yang Chu en de ontaarding van het Tao sme. Chapter 6 De geleerden" tegenover Tao sme en Boeddhisme. Chapter 7 Inleiding. No.7 Chapter 8 Het Mazde sme der Gātha's. Chapter 9 Het Mazde sme volgens het jongere Avesta. Chapter 10 Het hervormde" Mazde sme der tegenwoordige Parsi's. Chapter 11 Het Brahmanisme; zijn oorsprong, karakter en eigenaardigheden 5–15
Chapter 12 Brahmaansche godenleer en levensbeschouwing 16–28
Chapter 13 Het leven van Boeddha tot aan zijn openlijk optreden 38–54
Chapter 14 Boeddha als prediker van den weg des heils 54–87
Chapter 15 Boeddha's onderwijs, Boeddhistische redenen en gelijkenissen 87–111
Chapter 16 Hoofdpunten van Boeddha's leer 111–119
Chapter 17 De weg des heils 119–124
Chapter 18 Het Boeddhisme in de praktijk 124–139
Chapter 19 De voortgang en ontwikkeling van het Boeddhisme 139–149
Chapter 20 Inleiding 155–158
Chapter 21 Confucius, zijn leven en leer 157–178
Chapter 22 Mencius 178–190
Chapter 23 Lao tsze 190–202
Chapter 24 Chwang tsze, Lieh tsze, Yang Chu en de ontaarding van het Tao sme 202–215
Chapter 25 De geleerden" tegenover Tao sme en Boeddhisme 215–227
Chapter 26 Inleiding 244–248
Chapter 27 Het Mazd isme der Gātha's 248–254
Chapter 28 Het Mazde sme volgens het jongere Avesta 254–271
Chapter 29 Het hervormde" Mazde sme der tegenwoordige Parsi's 272–278
Chapter 30 No.30
Chapter 31 No.31
Chapter 32 No.32
img
  /  1
img
Download App
icon APP STORE
icon GOOGLE PLAY