img De wijzen van het Oosten  /  Chapter 4 Lao tsze. | 12.50%
Download App
Reading History

Chapter 4 Lao tsze.

Word Count: 4295    |    Released on: 06/12/2017

e. Over hem is niet veel met zekerheid bekend. Hij schijnt ongeveer 604 v. C. geboren te zijn. Spoedig na zijn vroeger vermelde samenkomst met Confuc

gste hemelwezen uit hare linkerzijde ter wereld bracht. Het kind had bij zijn geboorte witte haren en het gezicht van een oud man (vandaar de naam Lao tsze = de oude knaap), lange ooren met drie openingen, onregelmatige tanden, een vierhoekigen mond, en tien teenen aan elken vo

n ontmoetingen met Confucius en anderen is zeker eveneens verdicht, hoewel de geschi

werk: ?Tao-teh-king", het boek van den weg en van de deugd, hebben geschreven. Uit de vele citaten in dit werk van ?een wijze, een oude, een schrijv

een aanhanger van de leeringen van Hwang en Lao dan van de zes klassieke boeken geweest is. Met dien Hwang bedoelt hij voorzeker Hwang ti, den zoogenaamden ?gelen keizer", de eerste van de vijf v

elijk aan den logos, het goddelijk woord, zooals wij dat kennen b.v. uit het Nieuwe Testament?13 Sommi

jk, alles vervullend en onuitputtelijk: de moeder aller dingen. Ik weet zijn naam niet en duid het aan als Tao. Ik zoek naar zijnen naam en noem

es voort. Alles laat achter zich de donkerheid (chaos?) waaruit he

hter een moeilijke plaats: vooral omdat op andere plaatsen Tao zelf als ?Eén" wordt aangeduid. De een tracht zich daarbij te redden, door Tao te laten stremmen en zoo den hemel te vormen: de ander maakt uit Eén den aether, waaruit alles zijn oorspro

ren het niet, het is zonder geluid, wij trachten het te grijpen en kunnen het niet vatten, he

s Julien, Legge en bijna alle andere geleerden, die van China studie maken bestrijden echter deze meening. Terecht: ?Jehovah" toch is een verkeerde uitspraak van de vier letters ?J. h. v. h." Jahve is de juiste, en kan daaruit het Chineesche ?Ji hi wei" wel ontstaan zijn? Anderen mogen dat beslissen, doch het zou zeer merkwaardig zijn, indien Lao tsze den meest persoonlijken en lichamelijken aller Semietisc

in haar aangewezen banen en geeft leven aan het kleinste insect. Hoewel zonder vorm, is het de oorzaak van elken vorm, dien wij zien. Onhoorbaar veroorzaakt het ieder geluid, onzichtbaar is het datgene, wat achter ieder uitwendig voorwerp in de wereld lig

te schrijvers over de Tao?stische

ergen hoog en de afgronden diep, gaan de dieren en vliegen de vogels, door Tao schitteren zon en maan en gaan de sterren op haar loopbaan voort... Als de voorjaarswind suist, valt de regen en alle dingen leven en groeien. De gevederden leggen en broeden, de gepelsden (pelsdieren) telen en dragen, planten en boomen brengen voort al hun heerlijken rijkdom van blaad'ren, de vogels legg

n haar vlammende banen, de jaargetijden regelt, wat den vlinder met prachtige vleugelen versiert; wat doet het warme samentrekken en het koude uitzetten, wat geeft den eenen mensch zwart haar en den ander rood? In één woord, wat is de oorzaak van ieder verschijns

wij nu zien hoe de Tao?sten hunne theorie?n ontwikkelen, vooral met het oog op de wording der we

ichtbaar heelal weten de Tao?s

jd, die geen begin had, niet begonnen was. Daar is bestaan en daar is niet-bestaan. In den tijd, die geen begin had, bestond Niets-of het Ledige. Toen de tijd, die geen beg

sgeeren komen soms tot een dergelijke uitspraak.

doch niet oneindig verwijderd tijdperk. Laten zij dit volgens hun geloof dan noemen het begin aller dingen. Doch de ledige tijd vóór dat begin kan geen begin hebben

erde leerlingen van Lao tsze, Lieh t

n leven on

verandert, doch bij W

derlijke kan veran

an slechts

derende kan sl

heppingen en ve

nde scheppingen en ver

man'lijke en vrouw'lij

aar in de vier

ne staat als h

derlijke ga

heeft ge

ig-zijn zijne weg

het groot geheel van het oneindig heelal zijn begrepen. ?Hoe kunnen wij zeggen", zoo vraagt hi

van een wezen, invloed of macht als de Schepper wordt gesproken. Ook komt hier en daar het woord ?Ti" of God voor. Doch deze omschrijvingen zijn zeer vaag, zeer duister en onbestemd, terwijl het woord, voor ?Schepper" gebezigd, eigenlijk meer vervorming of gedaanteverwisseling beduidt.

dingen, de Tao?sten spreken van de oorspronkelijke aura (damp), die werd gecondenseerd en verdicht en eindelijk een vasten vorm verkreeg, met bepaalde en onderscheiden gestalte. Sommige passages uit de wijsbegeer

de hedendaagsche moderne theologie, het wereldgebeuren, het werken der natuur ten slotte als het zich uiten van God hebben beschouw

hts een wetenschappelijke overtuiging of een uiting van bespiegeling alleen. Neen, het is een machtige, zedelijke factor, waarin een onderwerping aan onze bestemming, een zich moeten voegen naar de wetten der natuur ligt, dat onze eerbiedige aa

en aanvang? O, de menschen kennen de vrees des doods, maar niet zijn rust. Hoe goed is het, dat van de oudheid af de dood het algemeen lot der menschen was! Het is een rust voor den goeden mensch, een ter zijde stellen van den slechte. Dood is als huiswaarts keeren. De dooden zijn zij, die huiswaarts zijn gekeerd; wij, die leven, zijn nog w

dit bereiken? Door de groote moeder na te volgen. De natuur is spontaan in al haar werken: daarom moet de wijze ook zoo handelen: hij moet niet handelen met een of ander oogmerk, maar in overeenstemming met zijn omgeving, volgens de natuurlijke uitspraak van zijn hart. De natuur strijdt nooit, de wijze moet zich dus ook voor strijd wachte

es, wat de wijze te doen heeft, is zichzelf met haar in overeenstemming te brengen. Alle hartstochten, (plichts)vervullingen, die op verstoring of in

r, eenvoudig, onbezoedeld, onversierd, oprecht, lichtend en onbevlekt is, wat nooit van den beginne af aan, eenige vermenging of verbastering heeft ondergaan. En wat is het menschelijke of kunstmatige? Dat wat vervalscht is met slimheid, verdraaidheid, behendigheid, huichelarij en bedrog, wat zich buigt uit inschikkelijkheid voor de w

egd te volgen, is noodig, zich lijdelijk aan de leiding van het innerlijk wezen over te geven. Men heeft hiervoor een eigenaardige form

leiden, dan dat van Confucius en zijn leerlingen. Daar allerlei schoon uitgesponnen regelingen aangeprezen, velerlei bemoeiing

tevreden zijn met hun lot, uw koninkrijk vrij van samenzweringen, oneenigheden en onheil. Boven alles: doe niets om den oorspronkelijken eenvoud te verstoren. Tracht niet om ruwe werktuigen door samengestelde machines te vervangen. Zulke verfijning leidt tot weelde, luchtkasteelen bouwen, eerzucht en ontevredenheid. De ware uitoefenin

t is rust, onthouding, bes

ke aan alle menschen mishaagt. De reden, waarom stroomen en zee?n in staat zijn de schatting van alle wateren uit alle dalen te ontvangen, ligt hierin, dat zij dieper liggen-daarom zijn zij koningen

mel voorvalt: zonder uit zijn venster te zien, aanschouwt men het Tao des

ze gaven aan alle dingen de rechte namen, zonder ze te zien, en

den toestand der rust. Deze rust wil zooveel zeggen, dat de dingen, die haar bereiken, daardoor te kennen geven, dat zij de hun opgelegde taak hebben volbrac

ontmoeten Lao tsze en Confucius en Mencius elkaar: namelijk, in

e hooge belastingen, welke door

eeren door den overmatigen r

ood, omdat het zoo hard moet werken o

len tot verbetering. Terwijl Confucius deze vindt in het begunstigen van flinke mannen en in gestadig streven en werken, beveelt Lao tsze aan: laten be

het hen. Toen de heerschers het vertrouwen in Tao begonnen te verliezen, vloeide daaruit voort: gebrek aan vertrouwen van de zijde des volks. Wat schenen die eerste heerschers onbeslist: doch do

wamen welwillendheid en rechtschapenheid in de

zes graden van bloedverwanten, kwamen er ouderlievende zonen, toen de staten e

erug te houden; voorwerpen, die moeilijk zijn te verkrijgen, niet hoog te schatten, is het middel om geen dieven te kri

gt hij, dat de hoofden leeg zijn en de magen vol

n hen, die wetenschap bezitten, te verhinderen, haar te gaan gebruiken. Als

us in de voorvaderenhal te Lo yang op het beeld met den gesloten mond vond,15 dat men in

moeitevolle inspanning bewaard blijven: laat hem zijn mond openhouden en zijn adem verbruiken in de z

verbroken, wat gering in aantal is, wordt spoedig verstrooid. Men moet handelen, vóór een zaak zich opdoet en orde instellen vóór de wanorde is begonnen. Een boom, dien men me

met weldoen" voorstaat is reeds vermeld. Over z

il, daar mijn begeerten zich nog niet hebben getoond. Ik ben als een kind, dat nog niet heeft gelachen. Ik zie er terneergeslagen en droevig uit, als een, die geen tehuis z

en verward. Het schijnt mij, als drijf ik rond op de zee zonder een plaats, waar ik rusten kan. Ieder heeft iets, waar hij zijn werkzaamheid aan wijdt, ik a

het Tao?sme geschilderd; dat opgaan in bespiegeling en dat zich terugtrekken uit de wereld, zonder de bijvoeging van wereldsmart en

curisten gelijken, of die van metaphysici aanhangers der tooverij zijn geworden en aan het Chineesche keizerlijke hof de rol ges

img

Contents

Chapter 1 Inleiding. Chapter 2 Confucius, zijn leven en leer. Chapter 3 Mencius. Chapter 4 Lao tsze. Chapter 5 Chwang tsze, Lieh tsze, Yang Chu en de ontaarding van het Tao sme. Chapter 6 De geleerden" tegenover Tao sme en Boeddhisme. Chapter 7 Inleiding. No.7 Chapter 8 Het Mazde sme der Gātha's. Chapter 9 Het Mazde sme volgens het jongere Avesta. Chapter 10 Het hervormde" Mazde sme der tegenwoordige Parsi's. Chapter 11 Het Brahmanisme; zijn oorsprong, karakter en eigenaardigheden 5–15
Chapter 12 Brahmaansche godenleer en levensbeschouwing 16–28
Chapter 13 Het leven van Boeddha tot aan zijn openlijk optreden 38–54
Chapter 14 Boeddha als prediker van den weg des heils 54–87
Chapter 15 Boeddha's onderwijs, Boeddhistische redenen en gelijkenissen 87–111
Chapter 16 Hoofdpunten van Boeddha's leer 111–119
Chapter 17 De weg des heils 119–124
Chapter 18 Het Boeddhisme in de praktijk 124–139
Chapter 19 De voortgang en ontwikkeling van het Boeddhisme 139–149
Chapter 20 Inleiding 155–158
Chapter 21 Confucius, zijn leven en leer 157–178
Chapter 22 Mencius 178–190
Chapter 23 Lao tsze 190–202
Chapter 24 Chwang tsze, Lieh tsze, Yang Chu en de ontaarding van het Tao sme 202–215
Chapter 25 De geleerden" tegenover Tao sme en Boeddhisme 215–227
Chapter 26 Inleiding 244–248
Chapter 27 Het Mazd isme der Gātha's 248–254
Chapter 28 Het Mazde sme volgens het jongere Avesta 254–271
Chapter 29 Het hervormde" Mazde sme der tegenwoordige Parsi's 272–278
Chapter 30 No.30
Chapter 31 No.31
Chapter 32 No.32
img
  /  1
img
Download App
icon APP STORE
icon GOOGLE PLAY