k wel Ahura Mazda geheeten, d. i. de wijze heer. Deze wordt voorgesteld als
val? Wie (schiep) de wateren en de boomen? Wie heeft aan den wind en den donder snelheid verbonden? Welke kunstenaar heeft het licht en de duisternis geschapen, welke kunstenaar den slaap en de
hapen door uwen geest als levende, zelfbewuste en verstandige wezens, hebt gij een lichaam ge
mensch (deze drie worden met nog vier anderen in de Gātha's als zijn trawanten voorgesteld), hij zorgt ook voor de dieren. En wel in de eerste plaats voor de koe. Dit kan ons niet verwo
et menschvormig wezen kwamen voort de twee eerste menschen, terwijl uit het lichaam van den gedooden stier een aantal voedings- en geneeskundige planten zich ontwikkelden. Het zaad van den
per van het runderpaar, vraagt dan aan Asa, een van Mazda's trawanten, welke ordeningen deze voor het rund heeft ingesteld. Het blijkt, dat het nog geen beschermer heeft, geen meester, die het voedt en verzorgt
een koe, de gelukbrengende of gaveschenkende, die besproeid
nauwgezette landbouwer, die goed voor zijn vee is en de aarde naar
speuren niet alleen wat in het openbaar, maar ook wat in het verborgen beraamd wordt; de Rechter, die weet wat menschen zullen doen of gedaan hebben. Hem moet de
estal-hemelsche trawanten voorkomen. Echter moeten wij hierbij bedenken: 1e dat Mazda altijd als ver verheven boven deze trawa
heid. Daarmee wordt bedoeld, wat wij noemen: den heiligen geest: door zijn daden groeit Mazda's heerscha
nō (bij den eeredienst). Als vertegenwoordiger van den offerdienst (waaraan de Ari?rs zoo groote macht en zegen toekenden) is hij de grootste vijand der Drukh's (booze geesten), die zijn stichtingen vernielen. Een derde hemelgeest, of liever verpersoonlijking, is Khs
och Khsatra door Vohumanō: m. a. w. het ware
rmster van den landbouw, de dochter van Mazda, die met Géus tasan in zijn hemelsche gemeenschap leefde. Ma
goede woning verzekert, den landbouw doet be
, vereenigd gedacht; wier schepping en zetel zij heet.
aurvatāt en Ameretāt. De eerste naam beteekent: volkomen heil, de tweede: onsterfelijkheid. Somtijds heeten zij de spijzen van Mazda, die hij in zijn r
, maar gewoonlijk eenvoudig ?gehoorzaamheid" beteekent. Hij wordt voorgesteld
zorgende, Haurvatāt, het volkomen welzijn, Ameretāt, de onsterfelijkheid en Sraosa, de gehoorzaamheid, geen eigenlijke goden zijn. Hoogstens zijn zij wer
en volgende periode ontwikkelde, geldt dit. Hier in de Gātha's vinden wij het dualisme nog slechts onvolkomen. Wel wordt er gesproken van twee geesten, vahyo = het goede en akem = het slechte, beiden zich uitende in denken, spreken en handelen. Beiden zijn echt
hte, den vrome zijn. De een verkiest nu het kwade te doen, de ander het goede te
Mazda, wordt hier dus nog niet gesproken. Wel worden booze machten
, die licht en duisternis, slaap en waakzaamheid, morgen, middag en nacht schept. Later zou dit anders worden: alle zedelijk,
Evenwel: voor de praktijk lag er in dit dualisme een groote kracht, het liet geen transactie toe met het
der oude goden, die men reeds vroeger, toen men nog met de Indi?rs samenwoonde, vereerde. Die vereering
ke geesten, de goede en de booze, en verklaarden zich voor den laatste. M. a. w. hier straalt door, dat ook de daēva's eenmaal
s profeet Zarathustra volgende, partij kiezen voor den goeden geest, of zich scharen aan
g, waar Mazda met zijn trawanten is, waar dezen zich voeden met de spijs en drank der onsterfelijken (haurvatāt en ame
n, goeden en boozen. Doch, zij bereiken den hemel niet. Zij storten van de brug af in den afgrond terneder; sidderend en bevend voor het lot, dat hen als leugendienaars w
ng der wereld" zooals het in de oude teksten heet. Dan vervangt Mazda's begeerlijke wereld deze gebrekkige
et Sraosa en Khsatra, de daden met Asa. Vooral op deze laatsten, die de gezindheid nog beter doen kennen dan de woorden, wordt de nadruk gevestigd. Trouwens het Mazde?sme is een godsdienst, die zoover mogelijk er van afstaat om het heil te zoeken
onder het beeld van een heilige koe voorgesteld, worden in éénen adem als de plichten van den godsdienstigen mensch genoemd. Men moet dus Mazda's dienaar zijn, niet slechts door offers en gebeden, niet
ootste zegeningen des hemels. In vele opzichten worden wij hier herinnerd aan de wettelijke voorschriften des Ouden Testaments. Evenmin als daar is ook hier plaats voor zachtheid jegens den vijand. Integendeel: het is plichtma
n offeranden: deze bestonden vooral uit vleesch, voorts uit een offerkoek, die Haurvatāt en een drank, die Ameretāt vertegenwoordigde. Gewijde
t zijn, veel van den ouden volksgodsdienst weer op te nemen, doch ook: het besef Mazda's medestrijder te zijn, zal straks meer ethisch, meer verheven worden opgevat. En scherper dan