voren
r rijkste aristokraten van Praag, op de Louizalaan gevestigd. Hij bewoonde er een groot huis, dat
den en te weinig om er eenige echte vriendschap te stichten. Hij had eigenlijk geen vrienden, en hij stelde zich overal zoo innemend aan dat men overal hoopte eens zijn vriend te worden. Zijn talent bestond hierin, dat hij door geen de minste roekeloosheid die hoop verijdelde en dat hij ze tegelijk steeds van hare verwezenlijking verwijderd hield. Men kon niet zeggen dat zijne handelingen excentrisch waren, maar zij hadden evenmin het uitzicht van eentonige bescheidenheid. Hij was niet schuchter en ook niet brutaal. Nochtans onthield men iets van hem dat, in eendere waarde, brutaal en schuchter was en dat het tegenovergestelde zoude zijn van deftigheid, ornament der middelmate. Hij was dan ook, in de meening van deftige
t hem eeniglijk een ovaal medaljon-portret te kennen gaf. Hij droeg het medaljon, dat zeer klein was, met een gulden touwtje te allen tijde om zijn das gesnoerd, en hij nam het nooit zonder het even te doen openknippen. Met eene luie onverschi
t bleek weldra dat de scherpe, zeer bijzonderlijke gevoeligheid van den jongen Rupert niet met de schranderste pedagogie te behandelen was en dat hij zich, als het ware geheel buiten het bereik van zijne opleiders, op eigen krachten ont
s en een paar middellandsche badplaatsen. Overal werd hij voortreffelijk onthaald en overal lie
russel vestigen, in gezelschap van eene jonge vrouw. Een kort tijdje woonde zij bij hem in en huurde naderhand, onder eig
s, dan naar Nizza, eindelijk naar Brussel. Gedurende vier jaren beproefde hij op deze vrouw de verscheidene krachten van eene wonderbare opvoeding. Hij had haar uit den kleinen Weenschen poel opgeheven om haar van veel hooger in een veel dieperen poel te storten. Milly d'Orval had Rupert, na het eerste jaar, zoo lief, dat ze buiten hem niet meer denken, niet meer zijn kon. Hij speelde met haar. Hij gaf zich aan haar over, weliswaar zonder geweld, zonder eigen-verkrachting, maar tevens me
geneuchten. Nooit beoogde hij met dat spel een doel, een zelfzuchtigen uitslag, waartoe het aanleiding zoude geven, en nochtans bleef dit spel een middel, dat voerde naar een doel.
an een willoos voorwerp te wezen, meer dan een deel, een lid, beroofd van eigen geweten en dat slechts bewegen zou naar het regelend inzi
h verlangen naar nieuwe levenloosheid. Zij leefde niet door eigen leven. Zij was als een geplukte bloem, die bloeit in een kristallen vaas en zich niet den stam herinnert waarop zi
vreesde het keerpunt niet. Hij wilde het mooi en geleidelijk aanbrengen, wilde haar rijp maken voor de mogelijke verandering en bereidde zich om er, met eene harmonische zi
. Haar drift, hare liefelijke passie was niet verminderd, maar zij ging nu bang worden dat daar een einde aan komen moest. Zulke zorgen waren de oorzaak dat zij uit den toov
k van zelf eenderlijk te bezitten. Niemand, niets, geen toeval dreef haar er toe zich dit in te beelden. Het werd langzaam klaar in haar geest. Het was een
nder overgang en schijnbaar zonder uitzicht geheel andere levensmanieren aan. Hierin werd zij niet door Rupert gestoord, die haar gemeenlijk alle vrijheid gunde en zich, in deze nieuwe gelegenheid, wel houden zou haar in den
teren naar de gedachten, die nu zonder toezicht onder dat vlakke voorhoofd ommevoeren. Haar naakte arm raakte even, op zijne bors
smartelijk, Ru
d rijzekens zijne lippen bewogen en nu kwam eene stilte, waarbinst hij de zac
urd was en, al vorderende, verwonderde zich dat hij n
et bezorgd
n om onzentwil, om ons beiden
maar vreest ge nooit dat i
ag is slecht
ude ze moeten omkeeren .... en
moutere vrouw bij en hij had, tenden zijne fijne nagels, soms het gevoel van iemand die een gulden perzik openbreekt, den natten steen doet opspringen en tusschen zi
naar zij zich in de barkabinetjes had moeten schikken. Zij was eene beleefde dame geworden, en haar verblijf in Parijs en Nizza had ze doorgemaakt met e
en, om in de rookwalmen en de harde kleuren de onrust te bedwelmen die voortdurig door hare hersens joeg. Misschien hoopte zij dat Rupert er haar uith
de in het pri?eltje van een
j; ik heb mij een paar
kunt me v
el vertrouwba
Laat dan
d van korte woorden mede, dat er iets ondraaglijks in haar verhoudingen tot hem was binne
ngstigheid, die gansch de kamer doet spreken. Dan wordt ik moedeloos lui. Het is me, alsof ik niet meer recht staan kan. Dan wil ik recht staan, ik wi
ing opspeurde van hare bangheid. Haar hart lag bloot voor hem, en hij mer
ens dat leven in Weenen herinnerd. Ik ben verleden week dat roode ding in de Bisschopstraat binnengeloopen en ik heb er gesoepeerd met twee van
n de lichte haarkrulletjes op haren hals en staa
ij Marjolene en Bella wilde kennen, als ze ten minste
rwijl hij de rilling naging welke, onder zijn w
tte ten harent smulpartijtjes in, waar het puik van de hooge plezierclubs werd aangenomen. Telkens was Rupert aanwezig, telkens zag hij dat zi
inter te Brussel en een
childer Florjan Pac?me en,
klein wachtkabinet te kijken naar de naakte kastanjelaars van de Louizalaan. Het regende en sneeuwde te gelijk. Takker had zi
n lag eenzaam onder een violet-blauwe lucht, waar striemde, schu
emel, waar rolde een logge wolkenjacht. Zijn bolle kop was als die van een dier, hetwelk zoude rusten en lonken, op
om en ging mompelend vóo
ag en zoo teer, zoo broos leek onder zijne bruine handen. Hij grommelde gelijk een blijde hond en schaterde gulzig bij elke ontdekking van een nieuw kindergerief .... Toen werd hij opeens ernstig, zijne kleine oogjes werden grooter en een wonderbare melancholie kwam over zijn ru
en begon in haaste alles weer behoorlijk te leggen en te schikken. Hij snoerde
d de deur geopend en het gekloef der paarden klonk
rd ge
op. Hij liep een hooge kamer binnen, waar vier balkoenvensters een bleeken vooravond lieten deemsteren. Hij zette de
ge in eene vreemde hard-luidende taal,
dat pa
esnoerde doos en de faktuur w
res van mevrouw Verlat.-Hebt ge wat gedaan vandaag? Is Dissel bij Pe
ntel op zijn arm en de doos op zijn anderen, en
s op den schoorsteen en klaarde stil en licht. In het midden van het oranje vloertapijt, welk met nauw-zichtbare bloemvormen was beteekend, stond eene gladde ebbenhouten tafel en, er vóor, zat, tusschen zijne wijde leunarmen, een zwart-fluweelen zetel zonder koperknoppen. Juist daarboven breidde zich een wijde kroonluchter, welke met metalen festoenen aan de eiken zoldering hing. Stoelen van verscheid
S?rge vóor het roode vuur staan, roerde koortsig de tipjes van zijne schoenen
naar zijn meester en, op een kleinen wenk, vertrok. Eene witte angorakat kwam
en binstwijl zich bukkend over haar; hee
e glanzing van de ebbenhouten tafel, zoodat de glimmende taslenden diep zich uitlengden in de blauwklare spiegeling. Hij schonk de thee, die krullend opringde en uitdampte als een adempje, onzichtbaar. Hij liet er tw
fraai? Mij-
gzaam en ging languit achterover liggen in het fluweelen leunings-zwart. Hij bracht geluideloos zijne handen saam
een ivor
n vaag geteekend, stichtten wattige schaduwen, verrieden, gelijk onder een buitengewoon floers, de verscheidene dikten van dat vreemd aapjeslijf. Het was alsof eeuwen en nog eeuwen de hoeken ervan hadden afgerond, de beenderkneukels hadden zachtgesleten en met groote behendigheid alles hadden weggewreven, wat de werking van kriebelende vingeren mocht bezeeren daarrond. Nochtans was niets, in de mins
oldoen, die bij hem een wereld van beelden en een zeldzame beeldenverwisseling verwekte. Hij had alzoo de fijnheid van den tast verkregen, zooals een schilder de fijnheid van het gezicht en een toondichter de fijnheid van het gehoor bezit. En gelijk het gebeurt dat het zicht
theekopje zijn glimmend kelkje deed gapen, en hij bestreelde den rug en het hoofd en den elleboog van den ivoren
berden en de hooge balkoenvensters
nschen en dingen rond hem. Dus deed hij gewoonlijk. In een soort van zonderlinge extase, zag hij de betrekkingen van alle wezens ondereen opklaren en hunne verhoudingen tot hem verhelderen. Hij zoch
n verzon hij
an Weenen, de rijkelijke vleesch-overgave te Parijs en te Nizza, de zinnelijke omwenteling te Brussel, en nu
gde hem niet. De wijze, waarop zich zulke oplossing moest ontwikkelen, trok hem aan en hij beproefde de verschillige phasen ervan vast te zetten in den tijd: dit morgen, dit overmorgen, dat ander zooveel later, en dan dat andere nog .... De tijd was hem een schaakbord; en de beelden van zijn lusten, de onderwerpen van zijn verlangens, de hinderpalen en kansen, al die figuren waaraan hij het besef van zijn eigen ellendig leven toetste, hij ving ermede een ontzaglijk koningsspel aan. Hij plaatste er de personen, die handelen zouden, als zoovele
gde aandachtig hun sporen op, die als eene klare teekening, zichtba
hief rap haar kopje op, en S?rge, die half voorover boog, al duwend op e
Milly d'Orval wachtte in het
een donker gewaad en tril
heb nu de zekerheid da
hand in zijne zachte handen, en liet ze langzaam weer
oenlijk, ik weet immers dat het onmogelijk
kreeg ik u ni
eer gebeu
pgeraapt. Ik heb daar rijpelijk over nagedacht, Rup .... Ge ziet het: ik kom tot u als eene vreemdelinge, ik wil u niet doorzinnelijkheid overhalen. Ik heb alles bekeken met mijn verstand, Rup, en ik spreek nu tot uw verst
llen ernstig spreken, moeten wij dat beproeven in eene zelfde taal. Ge zijt inderdaad zeer opgewonden. Ge maakt u daardoor onbegrijpelijk en, bovendien, teenemaal niet geschikt om mij te begrijpen. Leg
diepe klaarte en eene wijde rustigheid. Seffens herkwam dan de angst, waarmede zij hier b
en dat ge zoud
s te barsten of niet in gramschap uit te sc
est, weet ik dat ik noodeloos een meisje zou ongelukkig maken, want gij hebt mij nog lief en ik mocht het onwillens laten blijken. Ik ben echter niet zoo onredelijk een redelijk huwelijk van de hand te wijzen, zoolang gij mijne minnares zijt. Onze verhouding kan,
geen vred
vallen .... niet? Wij verstaan malkander immers zeer goed. Maar ik zit me hier af te vragen wie
ts nie
uster van een mijner Brusselsche vrienden? Jawel, Milly, dat is zij waarlijk. Zij heet Francine Verlat. Indien Marjolene u dit heeft toevertrouwd, wensch i
lat is m
ud van den uchtend over de weide, o gij zwar
n eene kloppende hitte, die in blosjes op hare wangen kleuren kwam. Ze wendde hare oogen
e kanten gepast aan de vele gevalletjes van ons samenzijn. Ik wachtte tot ge zelf komen zoudt. En ge kwaamt niet. Het is nu drie dagen geleden .... Al dien tijd heb ik gegist en geraden. Ik heb ons leven te Parijs en te Nizza vergeleken bij ons leven hier
ooit "doe
j wildet den tijd laten begaan. Ik stel me voor dat ge den Hemel hebt gedankt toen ik u van dat roode ding ben komen vertellen. Ik maakte zelf de webbe, welke gij te vergeefs zo
ever een vijand aan mijn zijde, dan een o
zal de eerste niet zijn, die zich om mij
em .... uit
en welke andere zijn er, die dan geen betrekking hebben op Verlat's zuster? Gij hoort het nu
n ring op haren duim lag. Hij bleef een tijdje zwijgend zitten en hoorde daarbinst een harden regen en een v
de omstandigheden ontwarren, welke gij zoo ijverig in de war helpt. Ik doe het om ons beider bestwil. Het meisje, waarmede Marjolene mij verloofd heeft, zoude zeker eene goede vrouw zijn voor mij. Begrijp wat ik hiermede bedoel, Milly. Zij zoude een geschikte vrouw zijn. Daaruit besluit Marjolene dat zij mijne vrouw worden zal. Ik heb er niet eens aan gedacht dat zij mijne vrouw zoude worden. Wel dat zij daarvoor geschikt is. Ik bewerk noch van verre, noch van nabi
t zoo dubbe
araan; hetgeen niet beduid dat ik tr
lt met mi
iet vóor ge
beweging, u verlaa
, uit eigen beweging, ver
e en eene wijde rustigheid. Eene natte aandoening stiet aan tegen hare tr
e ik no
t oprukken, en stijg in het mijne. Ik zal u naar huis voeren. Hoe wonderlijk, Milly, gij zijt nu wezenlijk
nadien de stad weer in. Op de Begijnhofplaats deed hij stilstaan en sprong uit het rijtuig. Hij str