n Mevrouw
rvo
nd. Zoo viel ze op het kleine tafeltje Louis XV, juist te midden op het rood marmeren tafelberd, pletste verder open langs de witte vacht, vóor 't mahoniehouten bed, kroop hooger op, tegen 't bed aan, totdat ze daar, tusschen de plooien van een blauw-s
dat ze eindelijk, stil als te voren, gelijk wonderlijke spoelen schoon lagen op het blauwe satijn. Daarbinst zw
kleine neusje en de kin, 't kleurde altegare effen uit met de wangen en het roommatte voorhoofd. 't Was niet te merken dat, van weerskanten, iets, als een bleeke blos, in de bleeke
ucht blies ruischend boven haar rooden mond en vluggelings trilden hare wimpers. Ze ontwaakte toch algelijk niet seffens, want hare oogen bleven gesloten en de zon aaide weer rustig op hare roze ha
ondden hare groene oogen en staarden on
versiersels der zoldering allangs de met dof-geel brokaat behangen muren, lager over het klein marmeren toiletgerief tot op het oranje tapijt met zijn bleek-karmijnen bloemen. Toen vloeide alles saam in een plotselinge nattigheid en ze begon halfluide te snikken. Haar hoofd schokte bij elk geweld van haar boezem en de lichte kant die op haar borst rond blauwe snoerkens thoopfrommelde, rok rap uit iedermaal. Dieper drong
topt, en vaagde daarmede alover haar voorhoofd, hare wimpers en haar mond, binstwijl stille de opfrisschende geur snuivend die walmde als een goed windje. De geur schoot, docht het haar, tot binnen in hare hersens, zoodat hare k
hare kleine poppevoetjes op de witte vacht. Ze leunde nog tegen het bed. Haar wit lichte hemdje viel in rechte plooien nederwaarts, gansch wit waar het haar lichaam niet raakte, en bleek koraal-rozig doorglanzend op den klein-dubbelen boezem, op de heu
gelaat met den grooten zwarten baard en den forschen arendsneus erboven, zijn blanke voorhoofd, marmerhard en fijn-gebult. Zij dacht waarlijk aan hem, omdat hij zoo kalm-sterk was, zoo groot en edel-denkend, terwijl zij zelve zoo klein en kinderachtig deed
ijf, hoe ze in 't blauwe kamerlicht oprankte blank en blond en blozend tallenkant. Naast den spiegel, aan een koperen knop hing het grijze morgenjapon, beverfd met kleine groene en violette bloempjes, die door mekaar in het dic
ik. Ze was zeer handig en beweeglijk. Omdat ze merkte dat Franc
ten zoo'n mooi weer. Kijk maar naar 't venster, mej
e .... ik heb zoo'n
mermeid. Ze begreep dat Mari?tte zoo dol doorpraatte uit gedienstigheid en om den akeligen dag met lichte figuurkens in te leiden. Maar ze schaamde zich erover, dat ze mocht be?nvloed worden en zich verwijderen van haar smart. Ze zweeg maar, en mijmerde, bleef lang
Terwijl Mari?tte zwijgend om de kamer ijverde en alles nog te pas schikte voor verder gebruik, schoof Francine een lagen stoel bij tafel, wierp er een licht kussen op en zette zich te ontbijten. Ze schonk zonder aandacht den geurenden drank, die uitwalmde de gansche kamer door en de kamerlauwte ging verdikken. Ze liet de witte suikerkorreltjes er in regenen en al smeltend weer tot schuim opborrelen. Ze brak de dro
htend, is mevrou
d dezen morgen, maar mijnheer Peter helpt haar goed
oo!
langzaam, dronk nog eens, bracht hare roode lippen saam, thoopegefronst en gedrongen tot een klein ro
roeg ze, houdt ge niet
oie lieve kame
daar houd ik meer van .... Och, Mari?tte, roep toch even Vere boven, zeg aan M
tte dicht. Francine stond
ga maar liefst niet .... 't Is gekheid. Ze zou gaan
vriendelijk, zi
ziekelijk u
Een beetje koortsig, korze
e oogen zijn betraand en gezwollen, niet waar? Mijn hoofd g
uw, haast heelemaal
slofjes weg en bracht schoenen met hooge hakken. Op een laag bankje rustten Francine's kleine voetjes. Ma
zou Ernest nu doen? Heeft hij dan heel
f ja, juf
waar, Mari?tte? .... O!
en haar mond bleef rood van frisch en overdadig leven. Het kleed somberde om haar, gewichtig en zwaar. Het deed nog feller opgloeien het goud van heur massieve haar,
d de plooien in den rok uitrekken of breken, boog haar leên en hief haren arm. Ze
-laat me a
kaatste achter haar tegen het gele bro
r zie i
est ze zich bedenken of ze alles bijhad en alles in orde was. Ze dacht nog eens vluggelings aan haar geldtasje, haar poeierdoosje, haar pennemesje, haar drie kleine sleuteltj
re een onyxen naakt-figuurtje zeer zonderling en bijna alleen te beglanzen lag. Het naakt-figuurtje glom en al de rest vaagde weg in ondergeschikte kleurenspeling: de groene muur met oker-bruine friezen, de vele schilderijen daarop, bronzen beeldhouwwerk op het schouwblad
fje .... hebt g
.... ach
op het voorhoofd. Toen sch
iet lekker ..
aal voorbijgaan; dat doet
gij ziet zoo wit
ij erdoor geraken. Veel hangt van ons zelf af, vindt ge niet?
Arme jongen! En Simon heeft
hier alles geschikt. En nu is hi
mal! Nu had ik Oomk
ulzig. Ze klopte met hare hakjes t
ar, ten minste
boezem schokte. Ze zweeg plots. Ze keek naar het stapeltje doodbrieven, die
schrijven?
isteren en eergisteren lag, en straks de begrafenis. Ze zeeg o
ijn moederken! ...
reel dat groote leed, hetwelk zoo ineens en zoo geweldig opschoot. Francine wou eindelijk bedaren. Maar nu wilde ze sef
p .... Wilt ge n
en paarse, versch geplukt en nog met frissche nattigheid bepereld. Had daar dan niemand aan gedacht? Dat was toch niet mogelijk. Vere zei dat ze de groote koets zou doen inspannen. Maar neen, dat duurt, en hoe laat is het, hoe laat reeds is het, in Gods name? Ze zouden saam te
kom ....
tte volgde. Ze drilden, dicht bij mekaar gedrongen. Vere, grooter en breeder dan Francine, leidde den gang. Francine hing aan haar arm. De blijde lentezon viel van de daken, plaste op de grijze steenen, flikkerde tegen de ruiten. L
onden ze een bloemenwinkel. Ze hadden niet ge
r! d
gvingerde ongemerkt. Dan betaalde ze en weer waren alle drie op weg. Francine wilde van geen huurrijtuig weten. Ze hoorde hare harde hielen slaan op de steenen en 't schokte weldadig door haar lijf op. Ze trippelde in de zon. De zon stoof uit in de lucht, waar ontelbare lichtkorrels dooreenwemelden, en zij omdeed alles met eene verkwikkende warmte die traagzaam en doordringend was. Francine meende dat hare gedachten als kla
nu te hijgen vóor de groote poort van het hoogstille huis. Het docht haar dat het een vreemde woonste was; ze herkende niet goed meer den platten drempelarduin e
g en ze stond te staren naar Ko, den ouden knecht, die in zijn nieuw rouwpak
gij he
men naar Francine en Vere, omhelsde ze en kon niet spreken eer hij drie-
ren, wat do
acht insgelijks Francine's vool alover
bloemen bren
, Oomken, als het u belieft,
rdje van achter, en zijn snor en kinnebaardje zwart-glansden onverbeterlijk. Hij zag er zeer oud uit. Rimpelige zakjes bultten onder zijn oogen en zijn voorhoofd lag gebroken menigmaal. Boven zijn hagelwit dasje en
is E
aar de kleine nevenk
waar i
tte stil. Hij deed zoo stil over zijn gansch wezen en hij was gelijk een die blijft in kiesche verwachting. Hij merkte mijnheer du Bessy's wanhoop, maar wist geen raad. Ernest was in de groote kamer me
tuin. De tuin was lichtgroen en prevelde. Kleine windjes voeren langs het jonge getwijg en vogeltjes tjirrelden door elkander
etje, juffrouw Fr
en sprak hij, op zijn stille manier, van de bloemen. Zij geurden zoo versch, zei hij. Ze waren zoo helkleurig, zoo gansch mooi. Waar had ze zulke mooie gekr
o is ze. Hoor eens aan, Vere, w
die zelf gekozen? Francine knikte gretig. Simon dacht het wel dat zij die gekozen had om hunne wonderteere kleur. En deze ongemeene tubereuzen? Hield ze veel
ooltjes gevraagd,
aar iets kropte ongelijk in zijne keel, en hij zweeg. Hij voelde ook dat hij niet zoo bedaard en zacht als Simon zou kunnen spreken. Hij luisterde meegaande. Vere insgelijks luisterde met geveinsde belangstelling. Ze deden aldus getwee?n mede aan het broze werk, dat Simon langs eenvormige
Kopenhaagsch goed, eeni
at er een trosselken krokus
o veel van die w
ilen. Niets troostte haar meer. Ze kreet dat ze bij moeder moest, en dat al de bloemen voor moeder waren. Ze wilde naar boven ijlen, in mo
het u blieft? Waarom sp
r. Simon vertrok schielijk; hij zou eens gaan kijken, en ze
gedaan? Oomkelief, waarom moe
dan schuddebollen. En Vere zweeg. Vere was uitermate bleek e
enkt. Ik mag het wel zeggen wat ge denkt. Ge denkt dat
k niet. God beware me,
eft u misschien iets misdaan .... in den begi
in als mijn vader. Ik denk aan mijn vader
re's hals en snikte. Vere mocht niet boos zijn
iep ongelukki
reede vestibule door en zagen over de deur van de hooge ontvangstzaal hangen de zwarte gordijnen met zilveren franjen. Was het dáar? Francine werd bang en blikte verbaasd in het stille gelaat van Simon. Ze voelde dat hare bee
den anderen kant stond Ernest staakrecht in zijn zwarten rok. Op het praalbed, in de opene kist die nu
paal voorover stekend. Ze reikte zenuwachtig de levende bloemen. Ze reikte de bloemen terwijl ze nog voortschokte op hare klinkende hakken, en haar mondje viel open, en hare groene oogen werden ro