ar gehouden hebben, als ge ze gekend hadt. Daar ge haar nu niet kent, wil
enig kind, o neen, volstrekt niet, maar wel 't eenige dochtertje. Vooreerst had ze een ouderen broer, Anton, een jongen van bijna twaalf jaren, een stevigen kerel, die als 't op vechten aankwam, zijn vijand stond. Overigens was hij een lobbes van een jongen en Lotje vooral zijn lieveling; zeker omdat zij zijn eenig zusje was, kon zij alles van hem gedaan krijgen. En dat wist de slim
en, want kleine meisjes hebben geen kracht genoeg om hen recht te houden, en als ze zwikken, zijn ze soms voor hun leven ongelukkig. En welk lief meisje zou er graag de schuld van zijn, dat haar broertje of zusje, als het door haar schuld mank ging, of een bochel had, later tot haar zeide: ?'t Is jou schuld, dat ik zoo ongelukkig ben. Als je moeder gehoorzaam
n dan had het kleine kereltje een plezier, dat het omverrolde, met zijn kleine mollige beentjes in de hoogte, welke Lotje dan greep, terwijl hij zich zoo dapper verweerde en zoo hartelijk lachte, dat Lotje met hem mee moest lachen. Gewoonlijk als hij dan lang genoeg gespeeld had, kwam zijn moeder of de meid hem halen, want hij was
kindje
en loopt
p met wit
zijn melk z
met witte w
t zijn bu
t mogelijk in zijn wiegje legde, om zijn tukje te voleindigen. Dikwijls gebeurde het, dat Lotje dan bij zijn wiegje bleef zitten, tot hij weer wakker werd. Kleine Pietje was voor
nder; want er stond aan den achterkant van 't kerkhof heel dicht struikgewas, waarachter men zich kon verschuilen, en dan waren er de beeren van de kerk, van die groote schuins toeloopende steenklompen. Ik verzeker u, dat Lotje en haar kornuitjes daar pret genoeg konden maken; en Lotje was niet de minst dolle, dat verzeker ik u. 't Gebeurde dan ook dikwijls, dat ze thuis kwam met haar hoed in de hand, haar krullebol in wanorde, zoodat die veel van een raagbol had, een kleur als bloed en een paar oogen glinsterend van de pret. Dan zei haar moeder wel eens: ?Lot! Lot! Wat ben je weer aan 't ravotten geweest!" en dan antwoordde Lotje: ?O, Moe! ik heb zoo'n pret gehad; dat weet u niet half!" Dikwijls echter
, met wien ze paardje of andere jongensachtige spelen deed. Nu moet ge niet denken, dat Lotje zoo'n halve jongen was, - 't geen wel het geval had kunnen zijn, daar ze één meisje onder vier jongens was. Daar had haar moeder voor gezorgd: want die verzocht van tijd tot tijd een paar vriendinnetjes bij haar, en die brachten haar poppen mee, waarmede men speelde. En dan mocht Lotje uit haar lieve, kleine serviesje ko
e, al was ze pas negen jaren, heel goed leerde en ook veel lust en ijver bezat, waarom de meester haar dikwijls prees. Dat is zeker: nooit zou ze gaan spelen, vóór ze haar lessen kende of haar werk voor de school gemaakt h
ooral des zomers. Maar, daar haar man altijd zoo lang van huis was, vond ze het toch wel wat eentonig altijd onder kinderen te zijn en nooit eens een groot mensch te zien om, vooral wanneer de kinderen naar bed waren, een toespraak aan te hebben. Daarom had ze, zoodra ze buiten gingen wonen, een jongere, ongetrouwde zuster bij zich in huis genomen, die haar niet alleen tot een allerpleizierigst gezelschap verstrekte, maar ha
woonden, vlak aan zee lag. Jongens neen, men moest nog wel een half uurtje door een rivier varen, alvorens men aan zee kwam. Ge begrijpt wel, dat bijna al de menschen die daar woonden een eigen roeibootje hadden, want dat was pleizierig en gemakkelijk meteen. Als 't nu zomeravonds mooi weer was, dan krioelde het op de rivier van bootjes, met menschen natuurlijk er in. Lotjes vader had ook zoo'n bootje gekocht, en als hij op reis was, en dus zijn familie niet zelf kon roeien, dan werd er een stevige, g
zou ik wel willen doen, maar 't zal zoo vol zijn
" riep nu de kleine Lot
eiende stemmetje van Lotje bijna overgehaald was, ?'
gaf deze eindelijk haar toestemming en in een wip was Anton weg, om den man die hen roeien zou
, dat je Lotje niet mee moet nemen, want ze is nog
hoewel zij niet ondeugend werd. Traantjes sprongen er uit haar oogjes, haar lippen
Eef, ?ik zal goed op haar
en zij drong zich tegen haar
t zijn, Moes!
toestemming, en maakten zij
moeder hen nog na, om vooral goed
gereedlag. Tante Eef hield Lotje stevig vast, en toen stapten zij er
zoo vol, dat zij slechts langzaam vooruit konden komen. 't Werd ook al wat donkerder, en dus zeide tante Eef aan den roeier, dat hij gauw moest maken dat zij thuis kwam
ar bleef met haar jurk aan de pin, die van buiten in de boot zat, haken. Tante Eef greep haar, maar ongelukkig scheurde de jurk door Lotjes zwaarte verder af, zoodat zij hoe langer hoe dieper
s en nu nam de man, die hen geroeid had, het kleine meisje op den arm en droeg haar naar binnen. Het eer
in haar bedje gestopt. Gelukkig liep alles goed af en kon Lotje den volgenden d
n Lotje ging houden, en deze, die wel wist, welke armen haar uit het wa
urige steden of dorpen naar het dorp van Lotjes ouders voerde. Dat bosch was heel groot, en behalve den rijweg h
g hebt, om 't vervolg van mijn verhaal te vers