en lief huis, waaraan de werkplaats in een groote houten schuur was gebouwd. Een aardig klein tuintje lag achter het huis, en in dat tuintje kon Anne zich best amuseeren, vooral des zomers, als
, nog wel niet veel en lang na elkander, maar toch van week op week al mooier. Haar vader zei, dat het diertje heel mooi zou zingen, als het oud genoeg was, en werkelijk deed
ant het deed niet zooals andere kanaries, die als men ze schoonmaakt blazen en bijten en hun veeren opzetten, - o, neen 't was, alsof het zich dankbaar betoonde, dat Anne zijn kooitje weer zoo lekker frisch maakte en 't versch water en nieuw zaad gaf. Eenmaal 't weeks en wel des Zaterdags maakte zij het schoon, en mo
t Anne wat zou leeren en n
r zitten. En moeder vond het ook heel prettig, want ze merkte wel, dat Anne zich van tijd tot tijd begon te vervelen. Geen wonder ook voor een meisje van zeven, bijna acht jaren, dat geen broert
agen of Suze en Keetje en Betje mij 's morgens komen halen; en wat zal dat aardig zi
erboek mee naar huis te nemen en toen verzocht ze haar moeder, om bij haar te mogen opzeggen en de volgende les te leeren. Als ze dan op school kwam, zei ze tegen den meester: ?Meester, ik ken die les al," en dan was de man er geducht over verwonderd. Het gevolg daarvan was, dat ze heel spoedig zoover was
was, maar het diertje was zoo mak, dat ze zijn kooitje openzette. Dan kwam het er uit en ging op haar hand zitten en pikte de kruimeltjes brood of de zaadjes er uit, en als het dan genoeg gegeten had, dan sprong het op haar schouder en beloonde ha
moest Emmie mee naar boven, om haar kanarievogeltje te zien. En dat deed Emmie graag, want ze hield ook veel van dieren. Maar zulk een lief kanarievogeltje had ze nog nooit gezien. Ze hadden thuis wel een paar kanarievogels, die heel mooi zonge
en lief dier!" zeide Emmie. ?Ik he
inden. En hoe aardig, dat het diertje voor jou ook niet bang is. Maar da
et op mijn hand gaan
or je, dan kan hij toch zoo familiaar niet met jou zijn als met mi
. ?Mama zegt echter: we hebben al genoeg aan twee. Nu, als ze aan 't
t zagen vonden het een allerliefst beestje, en natuurlijk deed dit Anne goed, want ze had
tje te koud zou worden, en dat ze het dus in de huiskamer moest hangen. En Anne, die n
els. Lang, heel lang geleden zijn ze van de Kanarische eilanden, dicht bij de kust van Afrika, hier te lande gebracht, en sedert zijn ze hier langzamerhand zóó aan het klimaat gewend, dat ze ook in deze k
een vroolijken morgenzang toezong, maar spoedig was ze er aan gewoon en haastte ze zich om zich te wasschen en aan te kleeden. En als ze dan in de huiskamer kwam, dan was 't alsof haar vogeltje haar bemerkte, want dan begon het terstond uit volle borst te zingen en wel zoo schel, dat men elkander schier nie
r, omdat ze geen broer of zuster had, met wie ze spelen kon. Daar was ze wel eens verdrietig over, want hoe goed vriendinnetjes ook zijn, - ze zijn niet te vergelijken met broeders of zusters, die van den morgen tot den avond bij ons zijn, en ons l
amer gebracht had. 't Beestje bleef dan ook heel frisch en gezond en steeds even vroolijk. Doch toen 't voorjaar aankwam, begon 't minder lust
n, en dat is nu voor 't eerst; daarom is het heel erg. We zullen een roestigen spi
n kwaad kunnen,
dezen tijd, dat wil zeggen, ze verliezen wa
s aardig,
natuur alle jaren een nieuw rokje, en blijven altijd even mooi en keurig; want, in p
?Want als onze kleederen versleten zijn, mo
enschte in te halen en nog eens zoo mooi als vroeger zong. En toen de winter over was en de lieve, zachte lente weer aankwam, bracht Anne haar
mijn lieve diertje nu weer geheel beter is. Ik
r. ?Oudere menschen weten veel meer van die zaken da
niet, Moe?" vroe
en, en je zult er je steeds goed bij bevinden. Eigenwijze kinde
niet, en dat was ook he