img Vogels van diverse pluimage  /  Chapter 4 V. No.4 | 100.00%
Download App
Reading History

Chapter 4 V. No.4

Word Count: 18648    |    Released on: 30/11/2017

O

nis hunner namen Tann

*

KONINGS

n oude, o

rijk van Verstand heerschte, de oude koning intellectus, en in het land van Gevoel de oude koning Sensorius, en zij waren koningen der Alven, die to

roeven en mijnen op te sporen en kenden de toepassing van allerlei krachten der werktuigkunde. Ernstig, maar niet helder en opgewekt van gemoed, waren zij altijd aan het werk. Geen vreugde bood ontspanning, geen po?zie bezield

en maar één kind, een zoon, den krachtigen jon

d en ledigheid, voortgaan, maar wekten ook teederheid en gevoelvolle schoonheid. Bijwijlen zwak en onstandvastig, bijwijlen hartstochtelijk en opgewonden, altijd meedrijvende op de eb en den vloed der wisselende gewaarwordingen, zoo was het volk. Het was allerbeminnelijkst onpractisch. Wanneer het niet door hevige aandoeningen was gedreven, leefde het zoet droomend voort, genoeg hebbend aan zonneschijn, aan bloemengeur en aan zinnelijk kunstgenot. Genoeg? Niet altijd. Daar waren tijden van krijg, van natuurrampen of van verwoesting door den oorlog, en dan w

van Parel en Sensorius, zij, op wie de sagen des land

*

ver vooruitgesneld, zat hij een rooden vos na, die hem den ganschen dag ontloopen was; aamechtig waren allen neergezonken; zijn laatste gezel zeeg in het gras, maar nog altijd pijlsnel vloog Logicos over struiken en hoogten, tegen de he

et ver van hem af viel de vos in de varenstruiken op den grond. Nauwelijks scheen de zon weer, of Logikos rees

e fijn gevederde pijl stoof sissend vooruit. Vergeefs; opgesprongen met eene vervaarlijke veerkracht, rende de vos vooruit, te gelijk toen de pijl de pees verliet, en de schicht trof de platgelegen bladeren van zijn verl

gaten wijd geopend, om lucht te ademen voor de

gekromde boog, en trilt de pees en gonst bij het loslaten; weer tevergeefs; de wol stuift van de rosse vacht, maar met eene helsche snelheid vliegt de vo

te en als ge?mailleerde rotsblokken, tot wat verder de oevers lager werden en de kanten rond afliepen naar den zoom van het water. De duisternis verspreide alom haar donkeren nevel, de kruinen der boomen wiegelden niet langer heen en weder, maar sta

*

end, de teedere Alve, en in zoete gedachtenwisseling met zichzelve, en hare gezellinnen verlatend, zocht zij de eenzaamheid. Langs een ruizelend stroompje ging haar vederlichte voet, en bloemen zamelend in haren sluier volgde zij zijne bochten tot in het bosch. In het midden van het dichte woud-zóó ver

schoonen morgen de oogen opende, zag hij een schouwspel, dat hem no

ich wiegelen op de als goud, schijnende herfstdraden en zich spiegelen in het heldere nat, dat zich onder haar zachtkens rimpelde. Zoo blank, zoo schitterend, zoo edel, zoo verlokkend en betooverend had zijn land nooit iets opgel

bemost rustbed op, om

gd te be

r komt overvallen? Ik zing

laat mij bij u nederzitten,

kan niet een u bewonderen als ik;-zing, no

weer, half verlegen, ha

der in de

or de schauw

ich in 't

t als waar z

cht suis

inken nog

men van '

ht gevoel d

rig, roz

eestdrifts

iten, zon

heerscht

kt tastend hare symbolen te verklaren; mijne spieren ontspannen zich en mijn ijzeren wil wordt zacht; nooit heb ik schoonheid gezien in de natuur, en het is alsof zij nu eerst voor mij geschapen w

oel niet? Van waar komt gij, gij, die ve

engselen zijn geheel anders; wij bewerken

a, de kunst, die ijzer smeedt! Is da

, en leer mij zien in dat andere tooverland, dat zich

eg is zoo kort, als twee harten opengaan zaten zi

toch? zei ten

jager uit het land;

and;

elaas! zei ze blozend en de oogen

oe; laat ik u medenemen naar mijn land, mijne ouders zi

k kan niet weg, mijne oude

schudde twijfelend het hoofd en ha

hoe zullen wij doen, om e

elkander te zien; wekelijks zal ik h

t ik dan de ander

*

g der onberedeneerde liefde behoort tot de schoonste dingen, aan deze minnekoozer

vrees bevangt mij wel eens, dat ik in hare netten zou gevangen zijn, dat zij eene booze Nixe zou

rmd, waarmede zij hare stem begeleidde. Sinds dien tijd moest zij dit telkens voor haren geliefde doen. Toen zij dit weder gedaan had, zagen zij beiden eene zwarte raaf hen beluisteren en hen vijandig met haar rond

*

en gedaan, vergezeld van wat er verwoestends, vreeselijks en hartstochtelijks gelege

et Gevoelsvolk ten eenenmale uit te roeien. In kleine onverwachte overvallen waren deze meestal overwinnaars, want listiger waren zij, en als zij eens losbraken, woester en ontembaarder. Maar in het open veld waren zij tegen de Verstandenaars niet opgewassen, wier tactiek, wier krijgskunde, wier werktuigen en wapenen oneindig veel bet

doorzag alle toestanden en mogelijkheden, en met wijsheid werd zijn oorlogsplan vastgesteld. De grootste wijze van het lan

ofd, sprak hij, dat ik h

begee

kken te onderhoude

waren? vroeg de koning

ons wacht is groot

niet staal gepantserde mannen niet bestand

eeselijke nederlaag van ons heer, toen de vijand eens

. Maar juist daartegen heb ik al gezorgd; een oorverdoovend geraas zal onze aanva

alles. Toch heb ik n

r zich uit starend; dat noodlot, dat

u eenige gelukkige berekeningen heb gemaakt, een waagstuk

konings oor fluisterde, waarbij diens gel

*

e Mimosa. Eenmaal 's w

nen in hare stem, en eenzaam, zonder hare gespelen, voer zij vaak rond op de wateren

heen en weder geslingerd, en de koningin zat in haar ivoren zetel te weenen. Offers rookten het geheele land door, de waarzeggende vrouwen werd

an zijn toren gezeten was, vloog hem plotseling eene zwarte raaf op den schouder en fluisterde hem, iets in het oor, dat hem, bli

p u hopen wij nog, wat

et ons

zal u

met een zoon des vijands, en wel met 's konings Intellectus zoon; dat deze daar gemakkelijk te v

n Mimosa's liefde eenigszins door het heerlijke vooruitzicht werd goedgemaakt, maar gij w

*

e geschiedenis te verhalen

t der aarde de romp, op de andere helft de armen en de beenen met het hoofd gevonden, werden. Sinds dien tijd hadden oorlog en vijandschap de wereld verdeeld en gescheiden, en eerst dan zou er duurzaam vrede zijn, als het beeld weer hersteld was. Vruchteloos trachtte men nu van beide zijden het gebrokene kunstwerk te herstellen

, door het bemachtigen van elkanders stukken

*

achtigen. Slechts in het bezit van dezen kan het ons gelukken, de spelonk te openen, waar de beenen en armen met het hoofd van het beeld bewaard worden. Verder weet ik u mede te deelen, dat de weg daarheen over eene glazen brug voert, zoo fijn, dat slechts de allerlichtste Al

ebaran, langzaam en plechti

, helaas! mijn kind aan die gevaren b

Sensorius, geef ik mi

an bilzenkruid onzichtbaar maken? Is niet haar voetstap als de lichtste veder en beroemd in de sage des lands, en be

e koningin Parel, en de kon

om ze uit te spreken op het beslissende oogenblik. Er is geen twijfel aan, of welgeslaagd komt zij terug; dan is het land ger

dernemen. Logikos vond haar dan ook niet onder het loof der fijn gebloemde heesters, waar zij gewoon waren elkander te wachten, maar de onheilspellende raaf met haar schuin loerend oog zag hij weer in kringen om zijn hoofd vliegen, en zichzelven op het eigen oogen

Daar vond zij, dat alle aanduidingen met de plaats overeenkwamen. Aan een breed water kwam zij, dat zij gemakkelijk overvoer met eene ruime schel

......................... wat anders kondt gij van eene verliefde verwachten? Zij dacht aan Logikos, den fieren jongeling, aan het bosch, en hunne gelu

j zich geboeid en gevangen op eene vreemde p

bedorven en van die rampen ben ik de oorzaak. Ach, droevige liefde, waarom moest gij mijn hart zoo geheel innemen, en ik door u de mach

*

evangenis, totdat zij voor den k

rs dan zij gewoon was! Hoe koud

n, de fijne weefsels, de welriekende fonteinen, de zachte melodie?n, die,zij van een paleis onafscheidbaar achtte en die,zij bij

d slechts toe te stemmen en te bekennen: alleen, toen haar naam gevraagd werd, waren allen hev

onzen schat, ons heiligdom wil rooven! sprak de koning s

r misdaad, die, ware zij gelukt, ontwijfelbaar het geheele rijk had te gronde gericht, als om politieke redenen, daar het geslacht der

en gezant gebracht van koning Sensorius, die, zoodra hij Mimosa za

elken; want onze Mimosa was weg en alles had zijn glans van schoonheid verloren.-Toen, o wijze en groote koning! vervolgde hij nu tot dezen, toen voelden wij, dat aan de dochter der schoonhe

ctus stroef en hooghartig: uwe koningsdochter heeft ons land op

zant hier veil

eer, en bij de machtige

jze koning! door ons gevangen is, en dat een gelijk lot

lden ten hevigste-hoe is het mogelij

f zij viel in onmacht en zij werd weggebra

gelijken ruil voor te stellen van Mimosa en Logikos, maar dan was men even ver als vroeger en er was niets gewonnen. Men wilde dus trachten, nog een

de voordeeligste wijze, waarop hij zich uit

nkingen kwam hem de k

on is, wat een dwaas en verstandeloos schepsel ze ook zij-bij mij werd gebracht, toen zij in zwijm was gevallen. Toen ik haar met eenige waterdroppels had herst

Logikos, en-vertoorn u niet, wijze koning-hij op haar.-Door, het jachtbedrijf medegesleept was hij ver, zeer ver verdwaald in

riep Intellectus met nadruk

hij was, en het was niet minder door deze ontdekking dan doo

el stond, ziedaar de vrucht uwer opvoeding! Aan u was die toevertrouwd; wijsheid en beradenheid hadden

r den krijg, merkte de verootm

fbedwang; dáárin ligt de eerste reden van zijn ongeluk. En die liefde, vervolgd

dat die in hem bestond

oning, en laat mij me

*

n het oude en wijze geslacht des Verstands ... hoe z

t was mij een raadsel ... maar nu begin ik iets van

rikkelt mij

ij weet, dat geen zwakheden of aandoe

van koningin Nutt

egelaten, ik weet niet hoe het komt, maar het is of in haar bijzijn iets ongewoons in mij omgaat; het is of ik mijn eigen zoon meer liefde toedraag; het is of het geheele speeltuig van mijn geest anders besnaard is en anders gestemd, of ik gezonder en opgeruimder ben; soms voel ik behagen zelfs in de redelooze natuur; s

li?n des verstands nog niet zoo gesloten zijn, of eene dwaasheid kan daardoor binnensluipen.-Maar ik gevoel mij niet wel; het is al

met belofte van Mimosa t

en Mimosa, en dit was de eenige voorwaarde voor haar leven, het wa

tzelfde zou vragen, en van ons

nnen met de verwisseling van de beid

te leveren. Onderling werd de plaats van samenkomst bepaald; een open veld in het Onzijdige Woud, en daar zou, ten

dat Mimosa nog leefde, dat zij zelfs eenigen invloed bij de koningin Nutte scheen verkregen te hebben; en om de geliefde maar spoedig terug te hebben, werd dadelijk besloten, Logikos tegen haar ten spoedigste uit te leveren. Aan andere dingen konden zij niet denken; alles was wel, mits zij maar terug ware. Opdat geen verraad te duchten ware, maar zeker meer om, de verlorene zoo spoedig mogelijk weder te zien, besloten de koning en de koningin, haar ter bestemde plaats zelf te gaan ontvangen. Snel werden alle toebereids

rgewaad aan: in eene groote schelp werden zij door twee blanke zwanen voortgetrokken, die gouden banden om den hals hadden; een rei van bevall

lijke groep? Niemand minder dan de koning Intellectus zelf en met hem zijne koningin, die hetzelfde denkbeeld hebben opgevat en het veiliger geacht zelve bij den ruil tegenwoordig te zijn. Da

us mochten zijn, daar gebeurt iets, waarop geen van beiden gerekend heeft en waarvoor noch de diepzinnige Logarithmos, noch de machtige Aldebaran zoo s

eer! roept Mimosa, zich aan

k bij u! zegt Logikos,

alles opeens bedorven! O rampzalige liefde, die in de wereld schijnt te wezen om de plannen der ouders in duigen te slaan! Die over de bereken

de beide kampen te

t een onderhoud met koning Intellectus. Daar staan

bij elkander blijven, wie van ons zal ze dan hebben? ik wil een stap doen tot oplossing der verwikkeling,-ik geef mijne dochter, geef gij uw zoon,

ebaran naast

st geschiedt het samentreffen der banen van twee kometen, die elkander in geen tienduizend jaren gesneden hebben, en het is die vereeniging, die mij

bben, heeft hij u slechts de halve waarheid, en die nog scheef, voorgesteld. Zeker, die twee kometen komen samen en hare banen snijden elkander, maar als gij nu een oogenblik nadenkt, begrijpt gij, dat die lijnen elkander slechts snijde

t hij handtastelijk voor zich ziet, zal u weinig aan zijne woorden doen hechten; gij proeft er den kouden cijferaar uit. Laat on

iet naar de eenzijdige formules, waarin die beide geleerden deze twee hebben afgesloten. Gij

s, gij zijt mijn vijand,,maar er is grootmoedi

jn koninklijke vader! e

ereenkomen, zegt Mimosa met hare

en gaven elkander de hand ter verzoe

*

oerkleeden, fijne weefsels werden uitgespreid en met rozen overstrooid; zachte geuren stegen op in de lucht; de jongelingen van Intellectus wedijverden in lichaamsoefeningen en schieten en in dialectische wedstrij

met een lichaam zoo glanzend, zoo teeder en fijn, alsof het slechts met rozebladeren gevoed was, en naast haar de krachtige, verstand

zijn de

Aldeb

ijn de

Logari

g de

eerste

g is

twoord van

or het verstand en voor het hart; de koningskinderen

beiden verwonderd elkander niet anders te vinden, dan slaat de schaal, althans voor eenigen tijd, opeens over, en men wedijvert in betuigingen van achting en vriendschap. Zoo was het ook hier. Weldra was er geen spoor van vijandschap zichtbaar, en allen vereenigden zich in de feestvreugde. Aan die stemming was het ook te danken, dat er geen ijverzucht bestond; hoewel het moest erkend worden, dat de onderdanen van Sensorius verreweg de eer van het feest hadden. Niet alleen toonden-zij den meesten sm

met hun gevolg aftogen, ieder naar zijn land, en de gelukkige koningskindere

beide landen stierven, en Logikos en Mimosa volgden hen op en ve

eens konden worden; hun twist liep nu eens over het gev

ldebaran kregelig, gaat het

de Logarithmos, zult gij uw verderfel

s derde vooronderstelling, als het

ng ontdekten zij, eens, dat op de plek in het bosch, waar het vereenigingsfeest van Logikos en Mimosa gevierd was,

de Logarithmos, dan had dat dwaze hu

hebben, antwoordde Aldebaran, dan was misschien het bee

ord, dat de geschiedenis

en buiten hun toedoen gebeurd was, konden zij den schok niet weder

eer gezien werd, en dat het nageslacht de sagen bewaard heeft van eene gouden eeuw, waarin geheel de aarde gelukkig, was onder de vereeniging van den zoon

*

TOCHT NAAR D

le weinigen, die van eeuw tot eeuw als reusachtige mijlpalen zich in de wereldgeschiedeni

rootsche verschijningen in de menschheid betrekking heeft, ook haar meest individueele, schijnbaar nietige, alledaagsche omgeving en toebehooren, zoekt en kweekt en ver

un toebehoorde heeft beteekenis, en de plaats, waar zij geboren werden, leefd

te vertegenwoordigers van wat de menschheid uitnemendst schiep,

it slechts kleine, onaanzienlijke huizen en zij is de toegang tot een paardenwed, in het Galgewater, dat er voorbijstroomt, gelegen. Links paalt die steeg, de Weddesteeg, aan de vesten der stad. Niets verraadt

playsant is, tuygen de menichte van schoone welgebouwde huysingen; datse waterijck is, zijn daer van onlochbare ghetuighen de menichte der wateren en grachten." In steeds wijdere kringen, om het centrum van Oud-Leiden, had de stad zich uitgezet, 't laatst van de zuid- en westzijde, en de ruimte tusschen de Witte Poort en het oudere deel

hijn voert), broeder en zuster, beide gehuwd en met kinderen gezegend, dat huis in twee?n verbouwd. In het eene gedeelte woont Harmen Gerritszoon. Zijne vro

skast. Den oudsten der drie knapen zoudt ge zestien, het oudste der beide meisjes twaalf of dertien jaren geven: het is een drie-of vijftal jaren geleden, dat de jongste ter wereld kwam, en dat Harmen en Neeltgen in hunne kortzichtige wijsheid de wieg reeds op zolder zetten. Maar de tijd komt weer aan, dat de schalke vrienden op Maaiken in 't schapraiken, of op Hanske in de kelder drinken. Op een schoonen morgen in het midde

naar ouder gewoonte, bij de grootouders, ouders en kinderen, zijn jonggeborene, als achtste kind van

1606. Re

ek der geboorten, en gij zult slechts twee ouders zien, treurende om het verlies van ee

ude gedenkboek van der menschheid geschiedenis! De driftige phantasie schiet reeds vooruit en beeldt zich den krachtigen man af, onder wiens geniale hand die oude bladen we

ar wij zijn, geprikkeld, wordt de verbeelding opg

r kind opgroeien, slechts weinige jaren zijn oudere, het zev

vrijheid; geen moorddadige krijg meer, maar een geregelde oorlog; niet langer eene opgestane partij, maar een nieuwe vrije staat; de Staatsche vlag waaiend en het Prinselijk Wilhelmus klinkend over Oost en West;

krachtsovervloed, ook de sc

éne zij de Prins, zijne partij, het volk, de predikanten, de orthodoxie; aan de andere de magistraat, de patrici?rs, het vrije onderzoek; de stalen kling van Mijnheer den P

n hartstochtelijk lied

dt en d

mheid des geestes voort hare zege en hare meerderheid te handhaven, en door de botsing nie

l te danken hebben van het verbroken evenwicht tusschen geest en stof, van de rehabilitatie der natuur; doch de groote schilder blijft geheel en al vrij van de pseudo-klassieke vormen, waar zijn tijd soms te zeer in toegaf: beide zijn zij daarentegen sterker dan die renaissance van hun doel en hunne

aar de school gaat, en den schoolvorst zien m

ng g

ntzachlijk

ij zouden er hem zien leeren lezen en schrijven,

s zeer ge?erd, en manne

Sambix, Boissens en van

nol hier niet te verge

r Jan Vos' betiteling

p genoten heeft bij de sierlijke karakters en de calligraphische spelingen, bij den man, en het borstbeeld, en de zwaan, en het groote schip met volle zeilen en wimpels, door de rappe ganzeschacht rondom en aan het h

nagaan, verdeeld tusschen den molen, den speeltuin, het l

bardisaen (hellebaard), de schutterij met spies en met musket uittogen, en de rethorijkers hunne spelen vertoonden, en de stad vol vreemde kram

oeping zich deed gevoelen, waarin de lang gekoesterde droom, het heerlijk gr

schi

wi

ort, Elsevier, Joris en Pieter van Schoten, David Bailie, Jan van Goyen toen den staf zwaaiden, doch weldra door het geslacht, dat zij opleidden, tot op oneindigen afstand zouden worden voorbijgestreefd. Ook voor deze

opeens doen verstommen. Het was een donkere nacht, waarin verborgen bleef, wat er omging,

or een enkelen bliksemstraal hielden, die opeens voor één oogenblik den nacht verbrak, het was het aanwezen van den vollen morge

terstukken, nieuwe openbaring

de beweging, de fijnste gebaren van elk individu, is hij in het betrappen en wedergeven ook der moeielijkste en vluchtigste momenten, teekenaar zooals nie

voerigste behandeling, daar de stoutste, bruisende, hoekigste smeren, te gelijk soms met den teedersten toets; hie

st, hij omvat alles, en alle

zijne verschieten uitspant, en door de luchten veelvoudig besch

mismaakten bedelaar tot de hoogste gegevens der historie; den mensch op straat, in zijn huwelijksl

iseeren dan als de schilder van het leve

kking; hij geeft het leven niet als bovennatuurlijk, afgetrokken ideaal, noch als symbool of drager eener daarin gelegde idée, maar als levende, doorgaande werkelijkheid, en het leven, dat hij afbeeldt, evenals het werkelijke, is dáár om zijns zelfs wille, zonder ander doel dan zichzelve, zonder eene andere rechtvaardiging dan de schoonheid zijner ver

en hun tred; die de wolken drijft over zijne landschappen, en hare boomen doet groeien; die zijn historiebeelden die betoo

worden door den Bijbel, dat boek, zoo vol gemoedsbeweging,

enissen als eene rijke, onuitputtelijke bron van levensverschijnselen, van karakters, van drama's, van gemoedstoestanden teruggegeven. Hij zet het feit, het historisch voorval voorop in zijne concrete, werkelijke, meestal menschelijke verschijning. Het is eene geheel eigenaardige, treffende opvatting, die slechts in een vrijdenkend, en in een Noordsch land kon geboren worden. En als eene nuance in die opvatting moet ik er op wijzen, dat de schilder niet zoozeer de afbeelding geeft van een lang vervlogen gebeurtenis, maar dat wij bij hem de menschen zien leven, handelen, bewegen en bewogen worden, dat wij de feiten nog eens en opnieuw zien gebeuren, en de handelin

scheppingskracht weer opgevoerd en in het leven van zijnen, van onzen tijd overgeplaatst. Vandaar, van die sterke actualiteit, van dat voor

t nog me

en lichtgloed, die van boven het somber tafereel der Kruisafneming bestraalt; majestueus in houding en gebaar, in belichting en gemoedsuitdrukking de Opwekking van Laza

*

enaars. Voorwaar die naam is groot geworden, sinds hij werd nedergelegd onder de hoede der gewijde blad

den eeredienst des

*

O

terke kleur in scherpe tegenstelling met den blauwen, maar door de tusschentonen der lucht zacht getinten hemel; een ruw traliewerk stutte en leidde de takken en het donkergroene loof van den vijgeboom tegen het huis, die eene heldere schaduw gaven op den muur, op de pos

e op de knie?n vielen en zich kruisten bij het gezicht van den koepel van Sint Pieter, als die zich voor het eerst in de verte aan hen voordeed. Toch had zij ook zelf een rozenkrans in de hand, maar die haar onbemerkt ontglipte. Ook haar blik was strak gevestigd op den koepel van het heiligdom; maar indien wij aan de gevoelens, die in haar gemoed dooreenwoelden, vormen hadden kunnen geven,-en ze had het kwalijk zelve ver

kom! en zij stampte met den voet. Na eenig talmen verscheen de

r als haar schoon kind. En zij streelde de wang van het meisj

oet naar de stad gaan? Waaro

rdde de oude vrouw, onze reis zal voorspoediger zij

j trokken over de onbebouwde gronden, aan wier verbetering niemand scheen te denken, en waarop het water van regen en overgevloeide stroomen bleef staan in poelen, wier ongezonde uitwaseming de lucht bedierven. Zij gingen den gelen Tiber over, de voorstad door tusschen eene rij van kleine huizen

dden, gingen zij naar de trap der Piazza di Spagna, waa

dra een gesprek aangeknoopt, dat echter tot geene overeenkomst leidde. Beide vrouwen volgden hem evenwel de straten door,

iets behoefde. Toen rukte Mona's moeder haar het hoofddeksel af

ide zij op scherpen, verbitterden toon

elaat gloeide van het naar het hoofd gestegen bloed, de oogen fonkelden. Het was niet van gekwetste zedigheid, h

de schilder halfluid, quelles hanches, que

drapeerde en stelde Mona voor eene weenende Maria. De zware tressen waren ontplooid en golfden om hare schouders, de handen waren wringend saamgehouden. De schilder was begeesterd door zijn voor

n een talent was toevertrouwd; sluimer voort, moeder, en droom niet, dat gij uw kind vermoordt, ter

ona, ik droomde, dat de Heilige Madonna mij opnam in haar schoot; en

den klank van het geldstuk, en toen zij het echt bevond, stak zij het in haar zak; voor eenige kleine muntstukken kocht zij

teisterd, had de hare gespaard, en behalve deze en andere blijkbare gevolgen harer devotie, had zijzelve met hare dochter een zegen ontvangen, hadden zij ee

r betaalde ruim. Wel was het eene vermoeiende taak voor de reeds bejaarde moeder, d

lt gij toc

in van, wat een moeder toch slove

j poseerde voor Madonna's, voor Sint Catharina's, voor Sint Caecilia's, voor Magdalena's, en door de verschillende onde

aan deze ongeletterde op zonderlinge wijze eigen was, het declameeren van volksliederen en het improviseeren. Moreau had haar eene tamboerijn gekocht en wanneer zij daarop met lossen zwier der hand spelend, in bevalligen tarantelladans rondzweefde, t

chapsrecht. In dat vrije wettelooze leven, een leven naar instinct en naar alle luimen, ontwikkelde zich Mona's karakter met al, de scherpte, al het opbruisende, die er aan eigen waren. Trotsch was de gevallene Magdalena, en wie ha

erde zij ook eene nieuwe wereld van kunst kennen, die een diepen indruk op haar ging maken, de kunst der tonen. Die tonenwereld werkte krachtig op haar prikkelbaar gemoed, dat er soms tot extase door werd opgevoerd, soms aangegrepen

theater als improvisatrice, waarmede zij reeds eenigen roem begon te verkrijgen. Toen kwam de tijd, die eene verandering in dit leven teweegbracht, want Moreau moest

nd, geheel te ontknoopen. Hij pakte zijne schilderijen en studi?n ter verzending, en op een najaarsmorgen sta

ng van gevoel; toen hij wegging, stonden hare oogen droog maar gloeiend. Thans keerd

er ben ik gevallen, hier ben ik verlaten: vervloekte wanden!-

j; het bewustzijn rees op, dat eene periode in haar leven was afgespeeld, en zij zuchtte daarom niet naar een toestand, die niet meer te herroepen was. To

en inhoud in hare hand nemende, s

wil liefde, ik wil hartstocht, maar

*

ige opvatting der Duitsche toonkunst, maar wilde zich ook aan den melodischen rijkdom, aan de zangerigheid en het schitterende der Italiaansche muziek verzaden, om daarmede zijne strengere kunst tot nog grootere veelzijdigheid en rijkdom op te voeren. Het schitterende der zuidelijke aan het geesten gehaltvolle der noordelijke kunst te paren was de droom, het ideaal van den jongen toond

ar gespeeld en met de tonen van zijn zangerigen Stradivarius haar gemoed betooverd e

de vrijheid

len opnieuw twee bladeren en ontmoetten elkander i

chten; zij kwam door hem meer en meer in die wereld van muziek, die zooveel invloed had op haar gemoed; zij leefden

an al de schatten van verschillende kunst, waaraan Rome zoo overri

eden zij wandelingen in de schoone streek. Menigen avond zaten zij op eene der hoogten de koelte te genieten. Het was op een dier avonden, dat Mona lucht gaf aan hetgeen zij reeds vaak had gaan opmerken. Zij zaten op eene open plaats, waar zij e

zon, en dan betrekt uw oog als de hemel; gij ziet er uitgeput uit, welke kwaal verteert u?

n, zouden wij nog verder kunnen zien-ik wilde daar overheen

ere levensvormen; daar achter die

nd en het hoofd schuddende, kan men er niet vandaan blijven: Mona, ik

e. Haar blik stond donker, en het onweder, d

dat gij naar huis wilt; zoo zijn zij allen-welnu keer terug naar uw koud en kleurloos land, waar geen

e hij zwaarmoedig. Als gij den moed hebt voor

on, hebt gij in uw land zóó over vrouwe

alleen heb ik de terugreis uitgesteld; laat ons dan niet dra

hebt, en de rijkdom, dien gij verlaat

andere behoeften in het menschelijk

el

htig, en wie kan liet ontcijferen! Onwe

*

zaken had afgedaan, konden zij die stad verlaten en begaven zij zich naar Florence, van daar naar Miliaan, waar zij het eind van den zomer doorbrachten, en toen, hoewel het re

e Alpen overgetrokken, en thans lag al wat aan Itali? herinnerde verre weg; geen bekende klank trof meer haar

Hij vond de kracht, zich nieuwe middelen te verschaffen door zijne kunst. Van stad tot stad reisden zij nu, overal zijn talent doende hooren, ter

eze stad ophouden, en kregen hun intrek bij het burgergezin eens schoenmakers in eene van die nauwe straten der oude Duitsche steden, waar de overhangende verdi

den helderen hemel van haar land niet langer weerkaatste, dat zij in den vreemde was. Dit alles wekte in haar, van nature reeds zoo hevig, gemoed een gevoel van opstand tegen al wat haar omringde, van levensverbitte

te spelen, tot zich haar overspannen zinnen ontspanden, en

d had nedergeworpen. Daar hoorden zij, contrasteerende met de regen- en hagelslagen tegen de ruiten, beneden in huis de harmonieerende tonen van een driestemmig gezang, door eene viool begeleid. Eerst was het een dier heldere volksliederen, waarvan het motief in allerlei vormen be

io! riep ze, opgesp

nden op het portaal, in het donker, vastg

uden vloer van het portaal. Wat hij niet tasten kon, het was de stille uitstorting des gemoeds, die in haar plaats had; het was het gebed, dat zij voor het eerst van haar l

terk gespannen snaren van dit prikkelbaar gemoed; doe ze trillen, opdat er e

*

alen zat zij te peinzen met de hand in het weelderige haar, het hoofd op den

tseling de stilte, waarom

zen geest te halen, onze kunst te volmaken; zonde

zien, die de geheele wereld komt bewonderen; mijn leven heb ik onder de kunstenaars doorgebracht,-Antonio, ik heb nooit een indruk zien uitwer

uit een oratorium; maar wij kunnen het daarbij niet laten; onze kuns

antrof, dat reine en stillende;-er is een ander deel in uwe kunst, dat mij soms bevreesd maakt: het is dat diepe, bovennatuurlij

alle kunst moet tot hooger zelfbewustzijn opklimmen, en daarin wordt zij het demonisch spel van geest en zinnelijkheid; vandaar in

die de muziek zoo kunnen uitvoeren als deze; ik wilde ze w

ool weder; de hand, die haar bespeelde, bezat al groote kracht, maar niet altijd meesterschap; zij herhaal

die de uitdrukking zijn van eene door onuitsprekelijken weemoed verzwolgen ziel; hoor de worsteling om weer tot de oorspronkeli

e huiselijke binnenkamer, bij het zachte licht van een paar kaarsen, zagen zij het gezin des schoe

as geopend, en zooals zij daar op elkanders schouders leunden, geen twijfel toelieten of zij waren zusters en de dochters der vrouw aan de tafel; blonde, slanke maagden, de eene iets grooter dan de andere, beiden even lieftallig van gelaat en gestalte.

en! Vergeef het ons, meester-zeide hij tot den schoenmaker-dat wij zoo onbescheiden zijn, maar

ngelings wangen, en Lise en Gretch

te zamen,-de groote Musiker Carl

ngen wat veel. Wees welkom bij ons;, wij wisten niet, dat wij het geluk hadden d

h te hebben, en uitten hare ingenomenheid, met na?eve openhartigheid. De jongeling

had over de flauwe blonde deernen van het Noorden, zij was door eene vreemde bedeesdheid overvallen. Er was iets zoo eenvoudigs, zoo reins in den kring der binnenkamer, er werden z

eken; doch bij gebreke daarvan, en als beseften zij door ingeving, dat dez

door de muzikale uitvoering, die zij een paar dagen vroeger hadden geho

gaan, en daarna bleven de beide pelgrims te gast op het eenvoudig avondmaal. Voordat zij dit aanvingen zette de muzikale schoenmaker het fraaie schoentje naast zich

dat in den nacht uwe hand over ons blijve, als wij niet voor onszelven zorgen kunnen; dat uw oog ov

sten elkander ten goeden nacht, en onze z

artstochtelijk gemoed uit te schreien

*

ken, die voorbijgingen, waren onder Kolbs omgang en lessen als uren ontsnapt. Doch het was niet enkel Kolb, die hem aantrok, ook Mona bekoorde hem; Mona ging hare vormen leenen

aarom gij Bettina, noch Mina,

rnen nog verheffen naast deze! Zij zijn als pors

e mede na

r ontvangen, zeide hij tot zijn vad

oet haar bewaren tot uwe bezieling, tot iets heiligs. Ik werk voor mijn brood, en als de arbeid gedaan is, dan zingen en spel

zijn werk gedaan had, dan wiesch hij zich de handen, kleedde zich in, een beter kleed dan zijn werk

lot van dien man daar boven ons. Nu is hij al vijf weken bij ons,--ik zal hem ni

ten kon geven. Het leven hing als een loodzware mantel hun beiden om de schouders. Kolb had berouw, dat hij, den aanvankelijken opgang, dien hij in Itali? gemaakt had, had weggeworpen om de gril, die hem voor een tijd weer naar zijn land terug had gedreven. Tot

; hij droeg een brief in zijn zak, en door dezen was de gelukszon weer gerezen, die de duisternis der ellende zou wegvagen. Het was eene verrassing, die hij voor M

k snak naar licht, naar lucht (zij stootte het venster open); geene zon meer,-zal zij ooit weer opkomen? Daar achter de o

chtkens was gaan verwelken, thans was hij versteld over de uitwerking. Het heimwee had

k om haar het gelukkig

gegaan, de fakkels gaven er flauw licht; koud was het er en angstverwekkend, met die grafnissen

erkozijn neder, Kolb ving

*

r te bed geleg

weer opende,-zie de drie maagden uit de catacomben, zij z

tste. Toen beschutte zij de zieke met de gordijn voor het kaarslicht en drukte haar een kus op de wang. Dat was eene taal, di

mringden haar dagelijks met de hu

ebt overgebracht, bad de arts hem gezegd,-dat zal nooit gaan, de ziekte kan bedwonge

een papier uit zijn zak, en las het stil over. Toen hij met droefheid de lezing voltooid had, vatte hij den brief met beide handen boven aan, de vingers

e verscheurde stukken o

apelmeeste

*

bracht, maar nie

echt om haar aan zich ten offer te brengen, maar schreef hem den plicht voor, haar, die hij uit haar land had gevoerd, weer terug te voeren naar dat land, waarbuiten zij toonde niet te kunnen leven. Hij had er haar nauwelijks over gesproken of de krachten schenen te herbloeien. Langzamerhand kwam zij bij, en toen zij voor het eerst weder buiten geleid werd en den blauwen hemel za

schikken, zeide hij, en gaf nog aan Mona een paar zijner beste

t zijne ouders hem dit vergunden. Hij zag er zijn met liefde gekweekt ideaal mede instorten, en het leven scheen hem nooit meer geluk te kunnen bieden. Oo

maar zij vermoedde, dat zij wel wisten, dat die niet zoo was als deze eerbare kinderen zouden kunnen goedkeuren. Haar g

melend, een kus drukte op dit kleed. Maar Lise en Gretchen namen haar beurtelings in

het oude huisje, met zijn spitsen, overhangenden geveltop, met zijne wingerdranken om de vensterkozijnen, met den braven muzikalen schoenmaker, met den trouwen schw?rmerischen jongeli

*

de levenswisseling voort, tot wij

zijne verbeelding al voorschept, zoo snel geworden, de vervallen man, die

heid en schoonheid geeft, schitterend eenmaal met hare gaven, de geschokte, bijwijle

van die trotsche schoonheid, van die begoochelingen

n onoplettende lieden, en zoo er eene enkele maal opmerkzaam één blijft luisteren, het is een balsem in de wond, maar een balsem toch die steekt, omdat hij herinnert aan den kunstroem, waarvan de speler verviel. En naast dezen staat de schoonheid, het weelderige genotvolle leven, en danst v

*

ij meer dan

eggespoeld, de naaktheid van het schijnschoon beroofd, en

het Noorden. Vandaar die prikkel, die nog altijd bleef steken, al genas de heimweekwaal en al pu

n nu te midden der bergen, die ons scheid

male, sper

assa, la m

t een bitter

e haar gloed nog werpt over de vlakte. Morgen hebben wij de verdere toppen bereikt; nog

mijne verbeelding gaan leven, die ik niet noemen kan. Het beknelt mijne borst op vreeselijke wijze-als ik het maar kende, ma

streed nog altijd om de middelen, die haar moesten verwezenlijken. Lijden en werken is de kern van het leven; het licht beschijnt alleen de oppervlakte, het binnenste van de aardkorst is donker; ernst is de grondtoon door de harmonie van het heelal heen; schoonheid komt hem verhelderen en veredelen, en als de zon weder opgaat over het leven is het een k

als heete tranen, toen als stillende laving; zachtkens was zij meegegaan, was hare ziel gewiegd op den stroom der rhythmische klanken; de harmonie had harmonie gebaard en met machtige hand de golven gestild, die bruisten in

*

n overgetrokken en in de vlakten van Lombardije waren gedaald. Het moreele heimwee won nieuwe kracht, toen het lichamelijke verdw

tinct te huis in die bouwvallen van vroegere grootheid. Daar boven in een der vertrekken, met afgebrokkeld lijstwerk, met lappen van verbleekte muurbeh

eer zijn, wat ik eens was: ik was er eens een onschuldig kind, dat zong voor de pelgrims; ik was er eens eene bloeiende maagd, wat ben ik nu-waarom keer ik hier terug, waar ik niet meer behoor; mijne sch

jn tegen een uitstekenden steen

oze rust, zij hijgde

op dat raam! ri

door het vervallen kozij

il, ter wille van mij!

oort van droeven glimlach de bleeke lippen plooien, flauwe a

l, zeide zij,-de zwaluwen hebbe

mij krankzinnig maken van a

jd hooger,-wij gaan lager,-lager. Kijk, riep zij luider, en met eene verbijsterde opgetogenheid, hieronder, hier laag onder mij, daar zie ik in den muur

hoogte bereikt en begonnen zich te vertoonen even boven den rand, waar Mona's voet op rustte. In de verte en lager zag men onder zich vogels vliegen. Alles gaf den indruk van de hoogte, waa

ug te trekken, uit vrees, dat zij eenige bew

t hooger, de grond en de boomen beginnen te rijzen

j! gilde zij opeens, z

bewusteloos aan zijne voeten, en hij, terwijl zijne kn

om de enge wentelende trap. Beneden gekomen, ontwaarde hij op den weg eene kar met een muilezel. Hij riep den drijver en smeekte hem de weldaad af, Mona mede te voeren naar het naaste dorp. De man was gewillig en met hun beiden brachten zij de ongelukkige vrouw met groote inspanning naar beneden. Daar vonden zij nieuwen bijstand in een bejaard geestelijke, die uit den wagen was geklommen en hen nu hielp de vrouw onder de huif der kar te

den padre en diens vri

en herstel

n kerkdienst bij te wonen, doch daar verder niet over gesproken. Zoo won hij zachtkens het vertrouwen. Kolb was geen man, die zijn gemoedsleven en. de verschillende strijden, die daarin plaats hebben, aan een ander zou mededeelen, doch de

. Zij liet zich daarop nederzakken en zij dacht aan den vijgeboom, die haar ouderlijk huis beschutte, zij dacht aan haar vroeger leven: het hoofd was niet stout opgeheven, het viel in de hand, d

het zijne en hij knikt

it de rust, mijne

e aan, mio padre! Geef gij mij

hoofd strijkende en met de andere leunend op de spade,-wij zoeke

or hem op de kni?en vallende, als gij d

dig zijt, antwoordde hij.-Hebt gij iets op uw g

oogen nederges

ter, zeide hij, de hande

er in de kerk was, heb ik het gewaagd, rond te zien in een heiligdom, dat mij vreemd was. In eene der kapellen hin

volk, die den kunstenaar ten modellen moeten strekken; sta op,

aan. Hij gaf geen rekenschap, doch

gvond zooals die man mij eens schilderde. Ik herkende zijn werk en mijn eigen gelaat. Mijzelve in de Moeder Gods, o vreeselijke bespotting, die mij het hart openrijt! Mijzelve, diep gezonken, en dien geheelen tijd van scha

zweeg ger

dat ideaal van het rein vrouwelijke!-De kloof, die het u onmogelijk maakt, tot dat ideaal in de verte te naderen, moet gedempt worden,-breek onherroepelijk met uw verleden,-antwoord mij niet, zeide hij snel, toen hij hare aandoening ontwaarde, naar huis kunt gij niet kee

*

jn reisbundel gepakt en stond hi

h met moeite bedwinge

het vreeselijk woord

ll

kte toe

hij somber en met een bitter

ak het mij n

r aan,-wat hij toch niet had kunnen vo

der groot; voor mij moet er eerst een afstand liggen, tusschen het verleden en de to

mocht die betere tijd e

jke afscheidskus, wellic

ijn. Toen hij nog eenmaal achter zich zag, kon hij in de deur de eerwaarde gestalte des pate

Download App
icon APP STORE
icon GOOGLE PLAY