jn waarde, en u van tijd tot t
n, voor eene reisbeschrijving, omd
agt als eene pyramide zijn lot, en blikt rechts noch links, tot hij er is. Ginds loopt een ander, die slechts reist, opdat men wete, dat hij reist; en zijn troost is niet te zien, maar gezien te hebben en te kunnen zegg
jkers, blauwe brillen en Guide's. Zij hebben alles medegenomen, maar alleen vergeten, iets in hunne schedels te doen; de woonplaatsen van verstand en gevoel staan te
fatsoenlijkste en welopgevoede jonkvrouw over de machine? Ziet zij wel, dat de zwarte, vuile stoker telkens kolen in den oven werpt? Och, mocht hij eens een fijn, fatsoenlijk en welgemanierd vermoedentje bij haar kunnen opwekken, dat, zoo hij dit nalaat, wij weldra stil zullen liggen dobberen midden in den stroom, of meedrijven met den vloed en terug met de ebbe, opdat zij er uit opmake, dat een
medie en table d'h?te; misschien eens anders oordeel over een paar monumenten, en eene leugenachtige bewondering van een grootsch stuk oude kunst, een Tiziano of een Correggio. Op bevel van den Murray of Baedeker, zullen zij zuchten in den kerker te Chillon, even hè! zeggen van de Jungfrau, in het voorbijgaan, vlu
wij wenden gevoel voor en eenige belangstelling, of leenen die van
kernij, van uitspanning en uitspatting; zij hebben vele kleederen gezien en geen menschen, en die de schoonste kleederen droegen vonden zij ook de voortreffelijkste menschen; zij zijn ten toppunt van geluk, als zij met graaf Pol
*
betwisten om bang te zijn vo
n zoeken. De bloemen en vruchten groeien niet op de gladde heirwegen, maar daarnaast in een greppel of een ander verborgen hoekje. Zaken en menschen zijn schier overal gelijk geworden, eene gelijkheid ongelukkig meer door afslaan van het uitstekende dan door verheffing van het lage verkregen. Met alles slechtende kracht gaat de gelijkmakende werking der beschaving voort,-een nivelleeringswerk als dat van het water, dat de hooge
eld weg. Neen, dat staartje behoort slechts aan uwe nagemaakte bastaardzuster, die licht en dicht, met een imitatie-stofje gekleed, met een dun laagje verf is opgeflikt, dat zij heel wat schijnt. Het is die, gij weet wel wie en wat, die wisselzieke, die kleur- en karakterlooze, die men niet pakken kan en zeggen, nu heb
afwijking; het is iets, dat den aard van fatsoen heeft, dat er na lijkt, maar het
van oorspronkelijkheid, van natuurlijkhei
*
bare, maar overal ingrijpende, overal gevreesde en gevierde tyran, van wien het heet de eischen, de opinie, de convenances der wereld, en die in den vorm van wat zou de wereld daarvan zeggen? maatstaf is van handelen en oordeelen. Maar die vereeniging van menschelijke aandoeningen, gewaarwordingen en gedachten, die bij den omgang
n in gelijke schalen lagen dag en nacht tegen elkander opgewogen. De herfst was beg
STDR
uchtstroom, verguld door de zon, als een teeder weefsel gevlochten over het ruim der aarde. Het zijn geen touwen, vriend, waar men eene katoenbaal m
zij langdradig zijn, of dat
andere klimmend, met den kleverigen draad achter zich, verbond zij die de eene aan de andere, den eenen veelhoek om den anderen scheppend, totdat het geheel was afgeweven, en zij zich in het middelpunt plaatste als de vorstin des rijks. De onnadenkende kleine vliegjes, met zilveren en lichtgroene vleugeltjes, bijna onstoffelijk fijne wezentjes, fladderden op de schoone kleuren van den wilden wingerd af en
verlangd hadden dan een weinig te rusten en te eten van de schoone bladeren, door den barbaar werden geva
oone vliegjes te martelen? Is dat uwe eenige levensbestemming? Zal ik dulden, dat gij voortga
raad uit zijn lijf blijft hangen en niet dood valt. Echter, in het weefsel der verschillende aandoeningen, die in dat oogenblik in mij heen en weder werkten, was een dr
er door het weefsel-ik kon niet ee
op de bouwvallen van haar kaste
houd, gij, die zelf honderden onschuldige dieren verslindt! en gij waan
ijk;-verbeeldt gij u, dat gij in uw web het middelpunt der wer
uigen; de meerdere den mindere, en die wordt op zijne beurt door zijn meerderen verslonden. Vroeger aten de menschen elkander ook op, maar sinds zij zoo geweldig in waarde gestegen zijn, dat is, sinds zij elkander zoo hebben opgevijzeld, zijn zij te duur en eet men ze niet meer. Maar dat belet ni
n daar uwe redekunst ontleend, maar uw vraatzuchtig stelsel bevalt mij niet. Gij zijt zeker een dogmaticus,-Baco zei, dat de dogmatici spinnen zijn, die hunne stelsels weven uit
rde willen veranderen,-gij kunt nog geen s
van een nieuw net op te zetten teg
n allen gevalle maar bitter magere vliegjes, die gij stilzittende vangt. Ik ga liever als empiricus de
*
gelijk en ging dus t
*
het boek, waarin schrift en beeld, uitwerksel en veraanschouwelijking der gedachten elkander beurtelings opvolgen en aanvullen. Soms moet er een boom op komen, doch wordt het een sprookje, of in de plaats eener
dat ik een ganschen dag ga zwerven in de bosschen en op de heide! als hij mij eens herkende en toesprak!-mijn dag was bedorven en mijn genot vergald. Daarom loop ik zoo snel, dicht tegen de huizen aan, en ren eene zijstraat in, als ik meen hem te zien aankomen in de verte. Dan de stad uit: bijna ben ik gered, maar nog kan hij mij verschalken: eindelijk, den landweg op, eene
*
n ik had het kleine deeltje niet Ovidius' Metamorphosen in de tasch meegenomen. Gij kent het oude verhaal, maar willen wij het nog eens lezen, hier aa
ubans sub t
kunnen smaken, want die ouden
ebron vernomen, en spoedde zich, in een
nstenaressen, en laat uwe oogen weiden over de dichte bosschen, het heerlijk tapeet
llas, gelukkig dit
t het zustrental, ach, indie
en. Maar zij waren onwillig,-nu, later, in Itali?, bij voorbeeld, zijn zij aan de hoven der kleine overweldigers niet zoo eenkennig geweest. Toen hij z
tstemd had en ziet, hier worden wij opeens door e
r berechting had nedergezet in een kreits van uit den levenden steen gehouwen zetels, ving eene der Pi?rieden aan en zong de nederlaag der goden voor de macht der Giganten. Calliope zong haar tegen; het haar met klimop omwonden, rijst zij op, drukt met het plectrum de klan
el lichaam, het monopolie; het kwam dus volstrekt niet te pas, dat een ander zich ook op kunst liet voorstaan, en haar op zijne wijze uitoefend
eer nieuws vinde
en aan Pallas geklaagd en
sche Arachne, die met hare kunst de onze, de eenige erkende naar de kroon
vermoedt, maar die ook met de daarna geopenbaarde Pallas niet schroomt de
haar, de maagdlijke godin, uit de steenrots der Acropolis te voorschijn gebracht en de overwinning haar daarvoor toegekend;-mythe van een beschaafd volk, het land veroverend en de heerschappij der zee innemend, van de overwinning der besc
een tal van schoone meisjes, door de godlijke heeren geroofd en gekust: Europa, Leda, Antiope, Alkmene, Dana?, Mnemosune, Ceres, enz. in het oneindige als een
e stellen dan wij gewoon zijn, en er eene kunst op uwe eigen hand op na te houden? En vergramd en naijverig scheurt zij het vernuftige weefsel, slaat de weefs
*
n offici?ele kunst, en het was dus eene misdaad van gekwetste majesteit, dit monopolie aan te raken; hare kunst is de alleenheerschende, de staatskunst, met haar traditioneelen stijl e
derdoen. Doch de tijden veranderden. De Pi?rieden werden toen eksters en Arachne een spinnekop, maar zij bleven toch nat
*
ongelijk waant. Zoo vond ik het ook eene tamelijk eervolle wijze om met schik van mijn toorn af te komen, vooral sinds ik uitgevonden had, dat de spin of Arachne de vrije kunst is. Wat eene heerlijke gelegenheid voor eene spin om de
j had gestooten, en bereid de natuur te genieten met dat gevoel van kalmte
*
ik de kenteekenen van den heigrond. Terwijl de eiken met hun kantige bladmassa's en hun knoestigen, gekromden takkenbouw, de beuken met hun gladder, fijner vormen, hun scherper, meer horizontaal gestrekte bladerengroepen, en de slanke berken met hun blikkerend loof, hun teedere gestalte en wuivend gepluimde toppen, reeds alle achter mij gedompeld liggen in den rijkdom van tinten, die de toonladder van goudgeel tot bruin of vurig rood oplevert; terwijl hier en daar al eene enkele groep de ontbloote toppen, als kale schedels, uit het loof heft, kunnen de dennen, die ons nu omringen, nog op al hun groen bogen, al is dit wat gehard of gebruind door de zomerhitte; en het dichte naaldgebladerte geeft den schichtigen eekhoorn nog eene schuilplaats,
an die zijde omlijsten, eene lijn, rijzende en dalende te gelijk met den bo
oudige gegevens, eene wijduitgestrekte vlakte
wolkjes aan, die als de rookwolk van een kanonschot daar blijven neerhangen bij den gezichteinder; of vluchtend op den adem des winds ijlen meerdere wolken
rukt en ligt de witte zandgrond bloot, ten gevolge van natuurlijke oorzaken of door het afsteken van zeden, die als plaggen elders op den dorren grond tot bouwaarde moeten strekken; ginds is eene moerassige streek, met eene harde en leelijke grassoort
n. Duizenden bij duizenden in dichte bundels groeiend, bedekken de schoone erica's met hare bruine stammen, hare fijne, donkergroene bladeren, en de stengels aarvormig bezet met de lila en ro
teinder uit, eene schier onbegrensde ruimte voor den geest
oel ten grondslag heeft; maar zeg mij, waarom gij geen berg zien kunt of gij wilt hem beklimmen, en u zelfs bij geschilderde bergen de lust bekruipt van te weten, wa
eval tevens de krachtige aesthetische uitwerking bij
spoor zich voort, welks voren reeds gedeeltelijk weer met pruiken van heide bewassen zijn, en somtijds rinkelt daarover de bel van een paard, dat schuddende het door een netwerk of een boomtak beschermde hoofd, met langzamen en zekeren stap de open k
dschap om ons henen. Beurtelings is het een ethisch en intellectueel leven, dat zich openbaart, een wereld voor het gemoed of het verstand, beurtelings eene aesthetische kracht, die zich doet gelden. Denker of kunstenaar, beiden kunnen hier dien toestand va
*
werpt de lage zon hare stralen met scherper hoek; het licht scheert als het ware over de oppervlakte heen, de toppen van grasspriet of heiplant en bloem verlichtend en aan deze kleine voorwerpen, aan de kluiten op den grond zelfs, lange schaduwen gevend. Een andermaal beschijnt het eene groep van halfontbladerde boomen, die zeer helder bruin van kleur, en uiterst fijn en teeder van toon, licht afst
teinder in een steeds blauwender kleed hult. Daarom geen heele tonen en kleuren, maar gebrokene, en eene eenheid en harmonie, eene verwantschap van allerlei tusschentinten, die soms tooverachtig onwerkelijk, die gemoedelijk en liefelijk z
n bewegend, de zomer is de tijd der alom werkzame krachten, hij
nde stroom na den storm, helder als deze, nadat het slib en meegevoerde
e drift tot geestdrift is geadeld en het rusteloos zoeken tot eene beraden werk
s geworden; niet meer, laat het zijn, met de dartelslanke leest, met de weelderige lokken, de tintelende oogen en de gloeiende wang
erfst niet in zijne kracht, het is de herfst in zijn dood en in zijn overgang om winter te worden. Nu is het natuurlijk leven nog in, al zijn rijkdom. De zon geeft nog helderheid en warmte, de plantengroei is nog ri
van vormen en kleuren, en voor wien eindelijk niets van het leven overblijft dan eene dorre, kale woestijn; geen ernst, die konfijt in suikerzoet geteem, of veroordeelt in harde liefdeloosheid. Maar die andere, die de oogen opent e
ollusk aan zijne schelp, gebonden; maar hij kan lachen, zijn bloed stroomt krachtig door de gezonde aderen, zijn oog blikt helder als eene lichtende vonk van het vu
dder weg en de geest blijft, wie zal het zeggen, of nog gebonden, om eerst langs vele ontwikkelingen hooger op te mogen klimmen, of zoo hij op een
an veredelen en zoo homogeen mogelijk maken aan den geest, waaraan het gebonden is. Wij zullen ze niet beminnen met ziekelijke gehechtheid, niet uitsluitend voor haar leven, maar wij zullen ze toch vurig liefhebben die wereld van n
; ik zend u mijnen groet, en weldra, h
ly