lige-e
n twee tot drie mijlen breed. De hevige golfslag in deze bijna altijd door stormen bewogen zee heeft de uit veen en steenachtige lagen gevormde kust sterk aangetast, en eene menigte kreeken
de stranden, waarboven zich de ernstig sombere pijn- en berkenbosschen verheffen; de grillig gevormde, ver in zee uitstekende kapen; de bochtige inhammen, waar het onstuimige water tot rust komt; de gele duinen en tamelijk hooge, met bosschen bedekte heuvelen:-dit alles te zamen vormt een landschap van onbetwistbare romantische scho
punt van beschaving. De aanlegplaats is ruim, de haven gemakkelijk en doelmatig ingericht. Aan onze rechterhand zien wij het dok, waarvan Vader Johannes met zoo billijken trots heeft gesproken. De Hoop, die eigenlijk voor het vervoer der pelgrims is bestemd, en daar ook veel beter voor geschikt is dan de Verra, waarmede wij den overtocht gedaan h
en de vele koepels en vergulde kruisen. Een breede trap, waarvan de onderste treden door de golven overspoeld worden, voert naar de Heilige-poort; vl
l ouder dan de buitenmuur; die der Hemelvaart dagteekent uit den tijd toen Sint-Filippus prior van Solowetsk was. Maar behalve door deze aantrekkelijkheid van den ouderdom, boeit het Heilige-eiland u ook door den zin voor kunst, het gevoel voor kleur en harmonie, dat overal uit de monumenten spreekt. De votief-kapellen, hier en daar in het donkere lommer der bosschen verscholen, doen eene wonderschoone uitwerking; de roode kruise
n der pelgrims tot zich trekt. Met dankbare verrukking staren zij hem aan: want die koepel kroont eene nieuwe kerk, gesticht ter h
der uitvoering, maken toch deze tafreelen, aan de schrift ontleend, een stichtelijker indruk dan eenvoudige witkalk. Het schilderwerk in de kerk, op de zuilen en de beschotten, die het koor van het schip afscheiden, draagt blijken van hooger ontwikkelde kunstvaardigheid: hoewel ook dit zeker geen genade zou vinden in de oogen van hen, die alleen voor de meesterstukken der italiaansche school hunne bewondering over hebben. De teekening is zeer d
enige kruimels daarvan op den grond vallen. Aanstonds schoot een hond, van zonderlinge gestalte, toe, om deze kruimels op te happen; maar het brood begon zich in den muil van het dier te bewegen, zoodat hij het niet door kon slikken. Die hond nu was niemand ander
uw blik de sierlijke golving van eene vredige, groene vallei, in wier diepte een helder meertje sluimert. Verkwikkende geuren vervullen de lucht; een diepe, weldadige, heilige stilte ligt over het geheele landschap uitgebreid. Bij iedere kromming van den weg verrijst een smaakvol gebeeldhouwd, rood geschilderd kruis; aan het einde van ieder woudpad schuilt in het lommer eene met levendige kleuren beschilderde kapel, de stille woning van een of anderen kluizenaar. De grootste bekoorlijkheid dankt dit verrukkelijk schoonen landschap echter
n voor zeer korten tijd, om haar gebed te doen, toegelaten, en mogen zij, zonder bepaalde vergunning, niet over
ij gestoord door luid roepen, jammeren en snikken. Den oever van het meer volgende, ten einde te ontdekken vanwaar dat geluid kwam, vond hij eene jonge vrouw op den grond liggen, wier lichaam de sporen droeg van slagen en mishandeling. Het was de vrouw van een visscher. Op de vragen van den kluizenaar, verhaalde zij dat haar, kort na het vertrek van haar man, twee jongelingen waren verschenen, met stralend gelaat en in witte kleeding; deze jongelingen hadden haar gelast, het
en om glorie en voordeel, wat de kooplieden deden uit winzucht, zouden godvreezende mannen dat niet kunnen doen ter liefde van Christus? Na den nacht, voor het altaar geknield, in gebeden te hebben doorwaakt, togen dezen edelen en kooplieden naar hun aartsbisschop, en spraken tot hem: ?Vergun ons, o vladika! heen te gaan, ruiter en ros, om nieuwe landstreken voor Sinte-Sophia te veroveren; en geef ons uwen zegen!"-En de aartsbisschop
htten zich nu naar het oosten, en bereikten den oever der Witte-zee, vanwaar zij een eenzame eilandengroep uit de onstuimige wateren zagen opdoemen; zij bouwden nu eene lichte boot, om den zeearm over te steken, die hen van deze groep scheidde. Savatius en Germanus landden a
jd. Na verloop van zes jaren, keerde Germanus naar de oevers van de Wyg terug. Savatius, alleen op zijn eiland te midden van den oceaan achtergebleven, kon de gedachte niet verdragen dat geen priester aan zijn sterfbed zou staan om hem de biecht af te nemen en na zijn dood in gewijde aa
ammen, aan de heilige-drie-eenheid toegewijd. Sint-Savatius zou waarschijnlijk voor altijd daar eene vergeten rustplaats heb
nder zijne nabestaanden, nam den pelgrimsstaf ter hand, en richtte zijne schreden naar het noorden. Te Suma ontmoette hij Germanus, die hem verhaalde, hoe hij zes jaren lang, met Savatius, op zijne rots midden in de zee, als kluizenaar had geleefd. Zosimus, door dit verhaal levendig getroffen, bad Germanus hem de plek te wijzen, waar hij en Savatius zoo vele jar
vriend Germanus over dit verrukkelijk visioen: hij beschreef hem, tot in de kleinste bijzonderheden, het voorkomen en de verdeeling der gebouwen, met hunne muren en poorten, hunne torens en tinnen en koepels: in één woord, het gansche klooster, in al zijne heerlijkheid. De vrome reizigers twijfeld
an het door hen geplante kruis. De plaats, waar deze hutten g
ars op S
eenvoudige kerk, en daar geen der pelgrims de priesterwijding ontvangen had, zonden zij een hunner naar den aartsbisschop van Nowgorod, om zijn zegen op hun werk te vragen, en hem tevens te verzoeken hun een priester te zenden, die de kerk kon wijden en de mis bedienen. De aartsbisschop gaf aan hun wenschen gehoor, en zond Pavel, zijn dienaar, naar Solow
op het eila
altijd de ziel, en leider en het wezenlijke hoofd der kolonie was geweest, tot hun tijdelijk opperhoofd. Zosimus liet zich, op aandringen der broederen, de keuze welgevallen; hij nam den pelgrimsstaf ter hand en deed, te voet, de lange reis naar Nowgorod: een tocht van minstens driehonderd-vijftig mijlen, door eene landstreek, die toen, voor verreweg het grootste gedeelte, eene ongebaande wildernis was. Hij bereikte zonder ongeval de groote stad, en werd door den vladika tot priester gewijd; bovendien wist hij van de bojaren eene schenking van den archipel van S
aangaande de stichting van
ter zoo ongeveer de functi?n van minister voor de wereldlijke aangelegenheden vervult, kwam mij, uit naam van den archimandriet, tot een bezoek uitnoodigen. Ik trok haastig andere kleederen aan, en begaf mij daarop, met hem en vader Johannes, naar de Heilige-poort.
komen van vierduizend roebels; bovendien voorziet het klooster in de kosten zijner huishouding, zijner tafel, zijner kleeding, en zorgt voor het onderhoud zijner booten. Behalve zijn geestelijke
eenvoudigen monnikstabbaard schittert een prachtig saffieren kruis. Dat is de archimandriet. Na vader Johannes zijn zegen geschonken en mij de hand gedrukt te hebben, geleidt hij ons naar ee
kking gesteld; geene moeite wordt gespaard om mij het verblijf in het klooster zoo aangenaam mogelijk te maken. Mijn vriendelijke, uiterst voorkomende ga
e priesterwijding hebben ontvangen en popen zijn; vervolgens zeventig of tachtig monniken, die de kloostergelofte hebben afgelegd; eindelijk de acolyt
looper, die als een schooier op het eiland kwam. Zij dragen allen hetzelfde gewaad, eten aan dezelfde tafel, zeggen dezelfde gebeden op, leiden hetzelfde leven. Iedere broeder heeft zijne eigene cel, waarin hij arbeidt en slaapt; maar allen moeten op de uren des gebeds
enen of boetelingen, uit kloosters in het zuiden en westen herwaarts gezonden. Deze laatsten vormen wel de belangwekkendste klasse van kloosterlingen. Hun misdrijf bestaat gewoonlijk in overdreven ijver; een kritischen, onderzoekenden geest, die met de bestaande toestanden geen vrede heeft; eene vurige begeerte naar hervorming
h zelf, dan zullen zij gewillig zijne strengheid over hen dragen; maar wee hem, als hij zich zwak toont, als hij fijn linnen draagt, als geurige schotels op zijne tafel verschijnen, als de riumka-het fijne glaasje, waaruit de brandewijn gedronken wordt-te dikwijls zijne lippen beroert. De archimandriet weet dat aller oogen op hem zijn gevestigd, en al zijne handelingen nauwkeurig worden bespied. En het is niet gemakkelij