/0/10869/coverbig.jpg?v=24367dff5dcdf09975810d3efbc73591)
De roman van den schaatsenrijder by Cyriel Buysse
Het kleine plekje bij den Lusthof
Ik wil u een en ander vertellen uit het leven van een schaatsenrijder.
Die schaatsenrijder ben ik.
Ik heb zóóveel, in verschillende landen, op schaatsen gereden, dat het schaatsenrijden in mijn leven een stuk leven op zichzelf geworden is.
Ik herinner mij nog die jonge, sterke jaren mijner jeugd, met die lange, saaie winters buiten, waar het ijs dan eensklaps, als onder de macht eener tooverroede, kleur en fleur en beweging in bracht.
Het was er ineens, na eindelooze dagen van grijze eentonigheid; ineens, op een frisschen, prikkelenden morgen: velden en boomen wit-berijpt, de harde grond klinkend onder de voetstappen, de neusgaten der paarden dampend en de zon die nevelig-oranje aan den blauw-wazigen einder oprees met korte, gouden stralen, die alom miljoenen en miljoenen diamanten deden fonkelen.
Even buiten 't dorp, op korten afstand van ons huis, lag de Lusthof. Die Lusthof heette te zijn het zomerverblijf van den dorpsnotaris. 'n Zonderlinge fantaisie! Een villa-achtig gebouwtje in roode steen met chalet-dak, zoo iets als men ziet afgebeeld op goedkoope chromos en prent-briefkaarten. Het lag aan den voorkant langs den trekweg van 't kanaal en aan de achterzijde grensde het aan een stuk weiland, dat gedeeltelijk tot lusttuintje was ingericht. Er stonden banken, er waren pri?eltjes, er lag een vijvertje met roode vischjes en een fonteintje, dat tusschen rotsblokken van sintels opspoot; en op een grasveldje prijkte een groote, glazen bol, waarin de gansche omgeving zich wanstaltig en gedrochtelijk weerkaatste.
De dorpsnotaris, die in het dorp zelf, op nog geen tien minuten afstands, een prachtig oud huis, met een heerlijken, uitgestrekten tuin bewoonde, kwam 's zomers, op den Lusthof, af en toe enkele uren doorbrengen. Een onzinnig idee, een dorpsprotserige aberratie, om te kunnen zeggen, dat hij een "binnen" en een "buiten" had. Hij deed er niets; er was ook niets te doen; hij liep een paar keer rondom zijn onnoozel tuintje, keek naar de schaarsche bloemen en deed even het fonteintje spuiten; en ten slotte ging hij zitten op een bank tegen den achtergevel van het huis, waar hij dan nurksch bleef vóór zich uit staren, tot hij er eindelijk genoeg van had en met trage, stramme schreden door de velden naar het dorp terugkeerde. De villa zelve, voor zoover ik weet, is nooit ook maar één enkelen dag bewoond geweest.
Wat voor mij en een paar andere jongens van mijn leeftijd de aantrekkelijkheid van den Lusthof uitmaakte, was het kleine stukje weiland dat achter het tuintje lag en geregeld 's winters onder water liep. Dat kwam zoo omdat de gekke notaris de eene helft van het stuk weiland, dat hij in lusttuin had herschapen, eenigszins had laten ophoogen en daardoor al het water naar het laag-liggend gedeelte had gedreven. Het vormde daar een soort plasje van niet meer dan een paar honderd vierkante meters oppervlakte en zóó ondiep, dat het dadelijk bevroor en zonder eenig gevaar kon bereden worden, terwijl er op de grootere wateren nog in de verste verte maar geen sprake was van schaatsenrijden.
Daar, op dat plekje, heb ik als jonge jongen mijn eerste schaatsenschreden gewaagd. O, dat eerste komen op het maagdelijk ijs, het donker ijs, donker als water, met het gras dat er nog groen doorheen schijnt, als door een schoonen, breeden spiegel! Zal het reeds dragen, na die slechts een of twee nachten vorst, of zal het kraken en breken, met modderig-opspattend water, over den mooien, gladden spiegel? Een voet gewaagd en eens gedrukt. Het kraakt, er komen sterren in, maar het schijnt toch te kunnen dragen. Jawel, het draagt, het draagt; het kraakt al minder een eind verder; ik schuif er glijdend overheen; ik voel mijn hart popelen en mijn oogen stralen; ik keer terug naar den kant en bind met hijgende haast mijn schaatsen aan. Ik ben alweer de eerste, de éérste; ik geef het mooie voorbeeld, dat straks met uitgelaten vreugde door de verraste schooljongens nagevolgd zal worden. Ik sta op mijn schaatsen op het maagdelijk donker ijs, ik rijd er overheen, ik voel mij zweven als een vogel, een dolle blijheid zweept mij op, er bestaat niets meer voor mij op de wereld behalve het verrukkelijk genot van 't schaatsenrijden!
De zachte zon rijst hooger aan den einder en glinstert over de wonderschoone tooverwereld van zilveren rijp en fonkelende diamanten. Daar ligt het dorpje stil te baden in die heerlijkheid, met de cijfers en de wijzers van de uurplaat op den kerktoren die tintelen als goud; daar staat de oude, houten molen droomerig op zijn berm, als een sterke, kalme reus, die met gekruiste armen in starende bespiegeling van al zijn vroegere vermoeienis schijnt uit te rusten; daar komen in de verte reeds de schooljongens, die nog niets vermoeden, die mij nog niet zien en als een troepje uitgelaten vogels klepperen en snateren, de kragen opgetrokken, de schouders huiverend, de verkleumde handjes in hun dikke, wollen wanten. Maar eensklaps hebben zij mij ontdekt en zij komen gevlogen; en in een oogwenk is het ijsveldje vol van hun drukte; en zij rennen, glijden, struikelen, buitelen en vallen, terwijl het alom luid opdreunt van hun dolle, wilde, uitbundige pret.
Maar.... daar komt meteen over het veld een strenge, stramme, donkere gestalte aan: meneer de dorpsnotaris, bezitter van den Lusthof en van 't verdronken stukje weiland, dat er bij behoort!
De pret verstomt, de jongens dringen stil en schuchter op een hoekje bij elkaar. Ik voel een groote, gróóte droefheid als 't ware verstijvend over mij neerkomen en rijd nog slechts met lustelooze slagen door. Wat zal hij zeggen! Zal hij onze vreugd verstoren, ons met ruw gebaar, tyranisch van het heerlijk ijsveldje wegjagen! Daar is hij. Met stramme beenen komt hij uit den hollen landweg, schrijdt dwars over het weiland, langs den rand van het ijs heen, blijft daar even onbewegelijk staan kijken.
Hij zegt niets, maakt geen gebaar, schreeuwt geen bedreiging uit. Ik rijd maar door, en doe mijn uiterste best om kalm en mooi te rijden. Wie weet: misschien interesseert het hem, misschien kan dàt hem nog vermurwen! Dat duurt zoo enkele minuten, in knellende onzekerheid. Steeds roerloos staan de jongens op een hoopje, als versteend door mijn durf, zonder zelven nog iets te durven. Dan gaat hij eindelijk langzaam heen. Wij verademen, verádemen! Maar nog even staat hij en dadelijk weer prangt de griezeling. Zal hij nu toch.... op 't laatste oogenblik.... toen alles reeds gered scheen....? Neen; wat hem daar nog even geboeid houdt is een molshoopje, niets anders dan een versch molshoopje in 't korte gras. Hij trapt het open met den voet, en goddank is hij eindelijk weg, weg op zijn schrale, stijve beenen, door zijn hekje, in zijn onnoozel tuintje, waar het spuitfonteintje nu gestold is, maar waar de gedrochtelijke glazen bal potsierlijk glinstert in de heerlijk-stralende winterochtendzon.
Als een troep jubelende musschen vliegt de knapenbende dadelijk weer joelend over 't ijs. Zij rennen en glijden en zwieren daar nog een poosje rond en dan spoeden zij zich huiswaarts, om algauw wat te gaan eten en daarna terug te komen, met ijssleedjes en schaatsen, voor den ganschen, langen namiddag, want zij hebben vrij dien middag, niet omdat er ijs ligt, maar omdat het een donderdag is.
Het leven van Rozeke van Dalen, deel 1 by Cyriel Buysse
Anabel found out she was pregnant and dialed her husband's number to share the good news to him. They have been married for two years without a child. Desmond's mother had been accusing her of being barren and unproductive. When the call was picked, she was flabbergasted and broken. She was hearing a loud moan of feminine voice. "Ohh! Yeah! Don't stop fucking me! Fuck me harder baby!" accompanied with sound of skins slapping against the other. She went home to confront her husband and end up receiving a divorce paper. Desmond divorced him for a lady his mother was rooting. Few months later when he found out that his ex-wife is a billionaire heiress and she is pregnant with twins, he went crazy!
As a simple assistant, messaging the CEO in the dead of night to request shares of adult films was a bold move. Bethany, unsurprisingly, didn't receive any films. However, the CEO responded that, while he had no films to share, he could offer a live demonstration. After a night filled with passion, Bethany was certain she'd lose her job. But instead, her boss proposed, "Marry me. Please consider it." "Mr. Bates, you're kidding me, right?"
Betrayed by her mate and sister on the eve of her wedding, Makenna was handed to the ruthless Lycan Princes as a lover, her indifferent father ignoring her plight. Determined to escape and seek revenge, she captured the interest of the three Lycan princes, who desired her exclusively amid many admirers. This complicated her plans, trapping her and making her a rival to the future Lycan queen. Entwined in jealousy and vindictiveness, could Makenna achieve her vengeance in the intricate dance with the three princes?
In her previous life, Kimberly endured the betrayal of her husband, the cruel machinations of an evil woman, and the endless tyranny of her in-laws. It culminated in the bankruptcy of her family, and ultimately, her death. After being reborn, she resolved to seek retribution against those who had wronged her, and ensure her family's prosperity. To her shock, the most unattainable man from her past suddenly set his sights on her. "You may have overlooked me before, but I shall capture your heart this time around."
Joelle thought she could change Adrian's heart after three years of marriage, but she realized too late that it already belonged to another woman. "Give me a baby, and I'll set you free." The day Joelle went into labor, Adrian was traveling with his mistress on his private jet. "I don't care whom you love. My debt is paid. From now on, we have nothing to do with each other." Not long after Joelle left, Adrian found himself begging on his knees. "Please come back to me."
She was a world-renowned divine doctor, the CEO of a publicly traded company, the most formidable female mercenary, and a top-tier tech genius. Marissa, a titan with a plethora of secret identities, had hidden her true stature to marry a seemingly impoverished young man. However, on the eve of their wedding, her fiance, who was actually the lost heir to a wealthy dynasty, called off the engagement and subjected her to degradation and mockery. Upon the revelation of her concealed identities, her ex-fiance was left stunned and desperately pleaded for her forgiveness. Standing protectively before Marissa, an incredibly influential and fearsome magnate declared, "This is my wife. Who would dare try to claim her?"